Conjunctuur: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
ja
Regel 10:
Als de productiegroei vertraagt of zelfs negatief wordt dan spreekt men van een [[recessie]].
Als de productie lager is dan de [[productiecapaciteit]] van een land spreken we van [[laagconjunctuur]].
Als de productie groter is dan deze productiecapaciteit heerst een [[hoogconjunctuur]]. Op het eerste gezicht lijkt dit vreemd, de totale productie kan immers niet groter zijn dan de maximale productie. Maar omdat de productie wordt gemeten in geldeenheden, hebben prijsschommelingen ook effect op de nationale productie. Wanneer een land in een hoogconjunctuur is, ontstaat er [[bestedingsinflatie]] waardoor de prijzen, en dus de productie, stijgen. Hierdoor kan verhoogde groei leiden tot een oververhitting van de [[economie als systeem|economie]] (overspanning), omdat de effectieve [[Vraag (economie)|vraag]] groter is dan de productiecapaciteit van het land. Door onder andere bestedings[[inflatie]] kan de hoogconjunctuur omslaan en begint de neergang naar een laagconjunctuur, een [[recessie]]. Als deze recessie langer duurt dan twee kwartalen noemen we dit een [[economische crisis|crisis]]. Elk conjunctuurbeleid is erop gericht om tot bestedingsevenwicht te komen want daar ondervindt men niet de nadelige gevolgen, werkloosheid, van een laagconjunctuur en ook niet het gevaar, inflatie, dat een hoogconjunctuur met zich brengt.
Een laag- of hoogconjunctuur gaat vaak samen met recessie en depressie.