Carel Victor Gerritsen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 4:
| onderschrift =
| volledige naam = Carel Victor Gerritsen
| geboren = [[2 februari]] [[1850]] in [[Amersfoort]]
| overleden = [[5 juli]] [[1905]] in [[Amsterdam]]
| huidige functie =
| sinds =
| partij = Radicale Bond
| titulatuur =
| tijdvak1 =
Regel 25:
 
Hij was de echtgenoot van [[Aletta Jacobs]]. Gerritsen overleed kort aan de gevolgen van maag- en darmkanker nadat hij in [[1905]] opnieuw tot Tweede Kamerlid was gekozen.
 
==Levensloop==
Carel Victor Gerritsen werd geboren op 2 februari 1850 in Apeldoorn als zoon van Hendrik Aloijsius Gerritsen en Elisabeth Brasser Rijss. Hij was het tweede kind van de in totaal zeven kinderen. Carel Victor werd geboren in een Nederlands Hervormd gezin waarin vader een succesvolle graanhandelaar was. Gerritsen kreeg na het doorlopen van de openbare lagere school een opleiding genaamd “Inrichting voor Onderwijs in Koophandel en Nijverheid” in Amsterdam waar alleen kinderen van welgestelde ouders door het hoge schoolgeld van dit type onderwijs konden genieten. Het sprak voor zich dat Gerritsen zijn opleiding zou volgen aan deze school omdat zijn vader dit zag als een geschikte opleiding als voorbereiding voor een baan in de graan- en fouragehandel.
 
Om praktijkervaring op te doen vertrok hij na afronding van zijn opleiding in 1866 naar Groningen, wat een belangrijk centrum van de graanhandel was, waar hij de kneepjes van het vak leerde. Groningen was een vooruitstrevende stad, waar het “vrije denken” en radicale politieke ideeën ingang vonden. Niet alleen Gerritsen verbleef op dat moment daar, maar ook de schrijver [[Eduard Douwes Dekker]], die beter bekend is geworden onder het pseudoniem [[Multatuli]]. In 1868 deed hij een lezingentournee door het hele land heen en vanzelfsprekend bezocht hij ook Groningen. Multatuli was in die tijd erg controversieel, mede door zijn kritiek op het Nederlandse koloniale bewind. Het zou dus goed kunnen dat Gerritsen in Groningen voor het eerst in aanraking is gekomen met radicale ideeën, zowel op politiek als sociaal-cultureel gebied. Het ligt voor de hand dat Multatuli van grote invloed op hem is geweest, want ook later in Gerritsens leven bleef hij contact houden met Multatuli. De raakvlakken tussen Multatuli en Gerritsen waren dat beiden feministen, vrijmetselaars en vrijdenkers waren en voorstanders van uiteenlopende zaken zoals het vrije huwelijk en crematie.
 
In 1869 keerde Gerritsen terug naar Amersfoort. Daar werd hij in 1871 "meester" in de Haarlemse loge Vicit Vim Virtus van de vrijmetselaar nadat hij het "carrièrepatroon" van "leerling" - "passant" had doorlopen. Tussen 1871 (of 1872) en 1874 bracht Gerritsen een bepaalde periode in Engeland door om buitenlandse ervaring op te doen. Hij vond werk op een Londens handelskantoor. In de hoofdstad kwam hij in contact met feministen, politiek radicalen en sociale hervormers, iets wat van grote betekenis is geweest voor zijn intellectuele vorming. Een grote man in die kringen was de atheïst [[Charles Bradlaugh]] die in 1866 de vereniging [[The National Secular Society (NSS)]] had opgericht en waar Gerritsen van onder de indruk geraakt moet zijn tijdens de vele bijeenkomsten van de NSS waar Bradlaugh sprak. Ook ontmoette hij de feminist Annie Besant en de gebroeders Drysdale waarvan Charles Robert Drysdale de oprichter van de Malthusian League was wat Gerritsen wellicht later heeft geïnspireerd om de [[Nieuw-Malthusiaanse Bond]] op te richten dat ernaar streefde om de negatieve gevolgen die in haar ogen overbevolking met zich meebracht, ongedaan te maken door geboortebeperking.Door alle contacten met de wereldverbeteraars van die tijd veranderde onder andere Gerritsens visie op het geloof en werd hij onkerkelijk. Zo weigerde hij aan tafel te bidden, naar de kerk te gaan en ook om aangenomen te worden in de kerk wat zorgde voor een conflict tussen Gerritsen en zijn orthodox-protestantse ouders. Het was in die tijd gebruikelijk dat men op 18- of 19-jarige leeftijd de kerkelijke richting van hun ouders koos, maar dat weigerde hij.
 
==Raadslid in Amersfoort==
In 1874 keerde Gerritsen weer terug naar Amersfoort waar hij met zijn broer David (en aanvankelijk ook met zijn vader) in het familiebedrijf aan de slag ging. Vanaf dat moment werden zijn maatschappelijke activiteiten steeds uitgebreider waar hij zich steeds meer aan ging wijden. Zo pakte hij de draad van de vrijmetselarij weer op. Hij was tussen 1875 en 1878 zeer actief als ceremoniemeester, penningmeester en hofmeester in de Amersfoortse loge die hij en zijn vader hadden opgericht onder de naam van Jacob van Campen. Ook werd hij actief in de vrijdenkersvereniging [[De Dageraad]] waar hij rond 1880 penningmeester van het bestuur werd. De Dageraad voerde strijd tegen de macht van de kerken en de bevoorrechting van gelovigen boven atheïsten door de overheid. Vanaf 1882 maakte hij tevens deel uit van de redactie van De Dageraad, het maandblad van de vereniging waarin hij publiceerde over de discussie met de socialist [[Ferdinand Domela Nieuwenhuis]] over de zogenaamde eedskwestie. Het was gebruikelijk bij het aanvaarden van een politieke functie om een eed af te leggen waarin werd verwezen naar god.
 
In 1881 ging Gerritsen dit politiek in. Hij werd in 1881 in de gemeenteraad gekozen werd. Zijn intrede in de politiek ging niet zonder slag of stoot. Al in het begin van zijn tijd als raadslid viel hij op doordat hij weigerde de eed af te leggen. Hij wilde volstaan met een belofte (zonder verwijzing naar god). Tijdens het jaarlijkse congres van [[de Internationale Federatie van Vrijdenkersvereenigingen]] te Parijs in 1881 verdedigde hij Charles Bradlaugh in naam van zijn vrijdenkersvereniging De Dageraad. Bradlaugh weigerde als nieuw lid van het Engelse parlement de eed af te leggen op grond van de verstrengeling van kerk en staat. Maar Gerritsen ontkwam er zelf dus ook niet aan toen hij zelf beëdigd werd. Daarnaast was Gerritsen een nieuwkomer die met zijn komst de Amersfoortse gemeenteraad opschrikte met zijn kritische houding jegens de gevestigde bestuurselite. Hij wilde bijvoorbeeld openbaarheid van bestuur. Hij vond dat raadsverslagen in de krant opgenomen zouden moeten worden en dat de raadsvergaderingen in de avond plaats zouden moeten vinden zodat ook burgers deze bij zouden kunnen wonen. Bovendien twijfelde hij zeer aan de competenties van mederaadsleden en burgemeester en wethouders waarvan de wethouder volgens hem ook nog eens te veel vergoeding voor hun functie kregen. Ook zouden wethouders te makkelijk herbenoemd worden. Door zijn kritische opstelling werden een burgemeester en een wethouder tot aftreden gedwongen. Zo kwam hij bekend te staan als een ''enfant terrible''.
 
 
{{Appendix|1=alles|2=