Zuur (scheikunde): verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
spellingsfout --> dat als constructie |
|||
Regel 19:
# [[Gilbert Lewis (scheikundige)|Gilbert Lewis]] heeft daarna een nog ruimere definitie van een zuur geformuleerd, die ook stoffen omvat die geen waterstof bevatten: een [[Lewiszuur]] is een acceptor van een ''elektronenpaar''.
kak me boonen
Met de ontdekking van zuurstof en de rol van deze stof bij de verbranding en de vorming van oxiden, begon de theorievorming rond zuren en basen meer vaste vormen aan te nemen. Aanvankelijk dacht men namelijk dat voor het vormen van een zuur of een [[base (scheikunde)|base]] het element [[Zuurstof (element)|zuurstof]] nodig was. (Vandaar de naam van het element). Men classificeerde oxiden van elementen als [[basisch oxide|basevormende]] en zuurvormende [[oxide]]n. [[Antoine Lavoisier|Lavoisier]] was een belangrijke figuur in deze ontwikkeling. Hij formuleerde in 1787 een theorie dat ieder zuur een combinatie was van een ''basisch principe'' en zuurstof. Voor een deel was deze classificatie zeker succesvol te noemen. Wanneer oxiden in water opgelost worden vormt de ene groep (bijvoorbeeld zwaveldioxide SO<sub>2</sub>) inderdaad een zure oplossing, de andere groep (bijvoorbeeld calciumoxide CaO) een basische oplossing. Hoewel Lavoisier bijna een eeuw voor de ontdekking van het [[periodiek systeem]] leefde, weerspiegelt het zure en basische karakter van oxiden dit systeem erg goed. De oxiden aan de linkerkant zoals van natrium of calcium zijn erg basisch, terwijl die aan de rechterkant, zoals van zwavel of chloor, juist erg zuurvormend zijn. Later bleek dat er nog een andere factor in het spel was. Indien een element meerdere oxiden heeft zoals SO<sub>3</sub> en SO<sub>2</sub> is het hoogste oxide altijd het zuurst en het laagste het meest basisch. Naast zure en basische oxiden kende men ook ''amfotere'' oxiden, zoals aluminiumoxide dat met sterke zuren als base optreedt en met sterke base als zuur.
|