Vermiljoen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 9:
Vermiljoen werd al in China toegepast in het tweede millennium v. Chr. Bronnen van cinnaber zijn zeldzaam en daarom was vermiljoen oorspronkelijk buitensporig kostbaar. In het [[Romeinse Rijk]] was de verkoop een keizerlijk recht. De Romeinen wonnen vermiljoen uit mijnen bij [[Sisapo]] in Zuid-Spanje die reeds door [[Carthago]] werden geëxploiteerd. Het mineraal werd vergruizeld en gezuiverd door wassen en verhitten. In de Middeleeuwen was het gebruik van vermiljoen net zo duur als [[vergulden]]. Ook nu is echte Chinese vermiljoenolieverf nog zeer kostbaar. Een tube van 225 ml kan £200 kosten (US $300). De hoge prijs komt tegenwoordig echter niet meer voort uit de zeldzaamheid van het natuurlijke mineraal maar doordat de productie ongewoon is geworden.
 
Sinds minstens de achtste eeuw kan vermiljoen synthetisch worden aangemaakt getuige recepten in Arabische bronnen zoals het werk van [[Jabir ibn Hayyan]]. DaartoeVondsten uit China doen al een synthetische fabricage vermoeden die zo oud is als de vierde eeuw v. Chr. Bij dit proces werden vijf delen kwik en één deel zwavel samen verhit tot "moorzwart", een zwart kwiksulfide. Dat werd verder verhit in aardewerk potten waardoor het rode kwiksulfide sublimeert. Ook in Europa was deze methode bekend maar zeker tot en met de zestiende eeuw werd natuurlijk bergvermiljoen gewonnen. Het was een van de belangrijkste rode pigmenten in de schildertechniek. In de zeventiende eeuw kwam een belangrijke Nederlandse fabricage op gang. Dit deed de prijs aanzienlijk dalen. De moderne industriële productie begon in 1785. Tegenwoordig zijn verschillende manieren bekend om het kwiksulfide te synthetiseren waaronder [[precipitatie]], een methode die al in 1682 ontdekt werd. HetVermiljoen kan zowel in water- als in olieachtige schilderstechnieken gebruikt worden.
 
Het pigment werd ook gebruikt in drukinkt, om als contrast te dienen ten opzichte van de verder in zwart gedrukte tekst. [[Plantijn |Christoffel Plantijn]], vanaf midden zestiende eeuw drukker in Antwerpen, voerde vermiljoen in vanuit de kwikmijnen in Spanje en besteedde daar een voor die tijd behoorlijke som geld aan.<ref>''The Golden Passes'', Leon Voet, 1972, Van Gendt, Amsterdam, vol 2: pag. 47-50</ref> Drukinkt was tot ver in de negentiende eeuw niet veel meer dan gekookte lijnolievernis, vermengd met pigment. Vermiljoen-inkt moest telkens vers gemaakt worden, aangezien het mineraal de droging van lijnolievernis aanzienlijk versnelt.
 
NadeelEen nadeel van de toepassing is datde in de praktijk dezeer slechte kleurechtheid van vermiljoen zeer slecht is. Onder de invloed van licht, vooral energierijke blauwe en [[ultraviolet]]te golflengten, kan vermiljoen overgaan in een zwart product, een stabielere, zwarte kwiksulfidemodificatie.<ref>Spring, M. and Grout, R., 2002, "The Blackening of Vermilion: An Analytical Study of the Process in Paintings", ''National Gallery Technical Bulletin'', '''23''': 50-61</ref> Als er bovendien een overmaat aan chloride aanwezig is, verkleurt het zwarte product weer tot een wit. Dat heeft tot gevolg dat er op oude schilderijen een grijze waas, of stipjes zwart over het vermiljoen heen komen. Verder zijn er problemen bekend bij het combineren van vermiljoen met andere pigmenten. Wordt het [[zwavel]]houdende vermiljoen vermengd met [[loodwit]] dan kan het loodwit vervallen tot een grauwe kleur. Ook is het niet stabiel met [[ultramarijn]] te mengen. Deze problemen waren van oudsher bekend maar er was voor het pigment geen alternatief. De problemenverkleuringen probeerde men te voorkomen door onderliggende lagen vermiljoen te isoleren met een glacis van [[karmijn]]. Dat maakte de kleur dieper en beperkte de inwerking van licht en lucht. Op vele eeuwenoude schilderijen is de kleur zo goed bewaardgebleven. Ook vleeskleuren in menging met loodwit hebben de tand des tijds vaak goed doorstaan. De problemen zijn over het algemeen minder in de olieverftechniek waar het bindmiddel het pigment beschermt tegen schadelijke invloeden en de bovenste vernislaag een verdere barrière vormt. Bij [[aquarel]] en fresco is vermiljoen veel kwetsbaarder. De Romeinen schijnen hun muurschilderingen in vermiljoen, zoals vaak in [[Pompeii]] aangetroffen, beschermd te hebben met een laag [[bijenwas]].
 
[[File:Historische Farbstoffsammlung Zinnober.jpg|thumb|right|Een pot vermiljoen, Historische collectie van verfstoffen, [[Technische Universiteit Dresden]]]]
 
Tegenwoordig wordt het historisch belangrijke pigment zo goed als nooit meer gebruikt in de schilderkunst. Sinds de negentiende eeuw is vermiljoen vervangen door een variant van [[Cadmiumselenide|cadmiumrood]], dat zeer lichtecht is en te vermengen met alle pigmenten. Dat gebeurde het eerst in de industriële productie; omdat het een traditioneel pigment was, werd vermiljoen in de schildertechniek nog tot diep in de twintigste eeuw toegepast.
 
Omdat vermiljoen niet in het maagzuur oplost, wordt het niet door het lichaam opgenomen. Er is dus geen gevaar voor vergiftiging door het rode pigment.