Vermiljoen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 7:
De naam vermiljoen komt uit het [[Latijn]] ''vermiculus'', wat "kleine worm" betekent. Deze naam komt voort uit een verwarring met [[kermes]], een ander rood pigment dat echter uit kleine insecten ([[schildluizen]]) gemaakt wordt, en waarvan het kleurende bestanddeel [[karmijnzuur]] is. Het normale Latijnse woord voor vermiljoen was ''minium''. Het eerst werd vermiljoen beschreven door de Griek [[Theophrastus]] in 315 voor Chr. Hij gebruikte daarbij het woord ''cinnaber''.
 
Vermiljoen werd al in China toegepast in het tweede millennium v. Chr. Bronnen van cinnaber zijn zeldzaam en daarom was vermiljoen oorspronkelijk buitensporig kostbaar. In het [[Romeinse Rijk]] was de verkoop een keizerlijk recht. De Romeinen wonnen vermiljoen uit mijnen bij [[AlmadénSisapo]] in Zuid-Spanje die reeds door [[Carthago]] werden geëxploiteerd. Het mineraal werd vergruizeld en gezuiverd door wassen en verhitten. In de Middeleeuwen was het gebruik van vermiljoen net zo duur als [[vergulden]]. Ook nu is echte Chinese vermiljoenolieverf nog zeer kostbaar. Een tube van 225 ml kan £200 kosten (US $300). De hoge prijs komt tegenwoordig echter niet meer voort uit de zeldzaamheid van het natuurlijke mineraal maar doordat de productie ongewoon is geworden.
 
Sinds minstens de achtste eeuw kan vermiljoen synthetisch worden aangemaakt getuige recepten in Arabische bronnen zoals het werk van [[Jabir ibn Hayyan]]. Daartoe werden vijf delen kwik en één deel zwavel samen verhit tot "moorzwart", een zwart kwiksulfide. Dat werd verder verhit in aardewerk potten waardoor het rode kwiksulfide sublimeert. Ook in Europa was deze methode bekend maar zeker tot en met de zestiende eeuw werd natuurlijk bergvermiljoen gewonnen. Het was een van de belangrijkste rode pigmenten in de schildertechniek. In de zeventiende eeuw kwam een belangrijke Nederlandse fabricage op gang. De moderne industriële productie begon in 1785. Tegenwoordig zijn verschillende manieren bekend om het kwiksulfide te synthetiseren waaronder [[precipitatie]]. Het kan zowel in water- als in olieachtige schilderstechnieken gebruikt worden.
 
Het pigment werd ook gebruikt in drukinkt, om als contrast te dienen ten opzichte van de verder in zwart gedrukte tekst. [[Plantijn |Christoffel Plantijn]], vanaf midden zestiende eeuw drukker in Antwerpen, voerde vermiljoen in vanuit de kwikmijnen in Spanje en besteedde daar een voor die tijd behoorlijke som geld aan.<ref>''The Golden Passes'', Leon Voet, 1972, Van Gendt, Amsterdam, vol 2: pag. 47-50</ref> Drukinkt was tot ver in de negentiende eeuw niet veel meer dan gekookte lijnolievernis, vermengd met pigment. Vermiljoen-inkt moest telkens vers gemaakt worden, aangezien het mineraal de droging van lijnolievernis aanzienlijk versnelt.