Kees Staf: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
o, Staf's is geen deel van het citaat. Overigens, of de duvel ermee speelt, precies op blz. 137 zat in mijn boek een bladwijzer!
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 20:
| website =
}}
'''Cornelis (Kees) Staf''' ([[Ede (plaats in Nederland)|Ede]], [[23 april]] [[1905]] – [[Arnhem]], [[10 september]] [[1973]]) was een [[Christelijk-Historische Unie|CHU]]-minister op de twee defensie- departementen in de jaren vijftig. Hij was eerder directeur van de [[ARCADIS|Heidemij]] en topambtenaar op het [[Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit|ministerie van Landbouw]]. In [[1951]] werd hij voor de CHU [[ministerie van Oorlog|minister van Oorlog]] en van [[Marine (strijdmacht)|Marine]] in de vier opeenvolgende kabinetten [[Kabinet-Drees I|Drees I]] (1951-1952), [[Kabinet-Drees II|Drees II]] (1952-1956), [[Kabinet-Drees III|Drees III]] (1956-1958) en [[Kabinet-Beel II|Beel II]] (1958-1959). Hij reorganiseerde de [[Nederland]]se strijdkrachten, onder meer vanwege de Nederlandse deelname aan de [[Noord-Atlantische Verdragsorganisatie|NAVO]]. Hij speelde bij enkele [[Nederlandse kabinetsformatie|kabinetsformaties]] een bemiddelende rol.
 
Staf was niet geheel onomstreden vanwege zijn betrokkenheid bij de uitzending van Nederlandse boeren naar [[Oost-Europa]] tijdens de [[Tweede Wereldoorlog]].<ref>[http://gerard45.bloggertje.nl/note/15926/de-collaboratie-van-c-kees-staf.html Twee krantenknipsels uit 1941] die Staf noemen in het kader van de kolonisatie van voormalige Sovjet-gebieden.</ref> De Jong geeft een goed gedocumenteerde beschrijving van deze kwestie. Hij is kritisch over Stafs medewerking aan de uitzending van boeren naar het bezette Rusland: 'Niet-NSB’ers als [...] Staf raakten met wat zij aanvankelijk trachtten te bereiken, spoedig even geïsoleerd als Mussert [...]'.<ref>Dr. L. de Jong. Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 5 maart ‘41 - juli ’42. Eerste helft. Wetenschappelijke uitgave <met bronnen>. ’s-Gravenhage / Martinus Nijhoff / 1974, p. 137.</ref>