Nederlands in Nederland: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Gati123 (overleg | bijdragen)
Gati123 (overleg | bijdragen)
Regel 141:
Bij de werkwoorden vallen er meerdere dingen op. In de eerste plaats zijn er als AN aanvaarde, deels regionale constructies als "ik ben wezen fietsen" en de befaamde zin "ik zou jou wel eens hebben willen zien durven blijven staan kijken" die overigens ook voor een aanzienlijk deel van de Nederlanders niet grammaticaal is, maar binnen het AN zeker mogelijk.
 
Typisch bij de werkwoordsverbuiging in Nederland is de neiging om slechts twee vormen te gebruiken: een voor het enkelvoud en een voor het meervoud. Zo spreekt men van "ik/jij/hij ''kan''" en "wij/jullie/zij ''kunnen''". Zo ook: wil/willen, zal/zullen. Niet aanvaard als AN zijn vormen als "hij heb" en "jij loop", hoewel ze zeker voorkomen,zij worden zedaarom erg gestigmatiseerd maar komen toch zeker voor in Nederland. Er zijn echter ook streken waar men wel (correct) "jij loopt" bezigt, maar deze 'eenheidssingularis' bereikt door ook van "ik loopt" te spreken.
 
Bij de verleden tijd valt op dat, ondanks de taalontwikkeling die aan zwakke werkwoorden de voorrang geeft, er nog een aantal sterke vormen worden gebruikt die in het AN meestal facultatief of zelfs incorrect zijn. Voorbeelden zijn: ''wou'' naast ''wilde'', ''lei'' naast ''legde'', ''joeg'' naast ''jaagde''. Dit verschijnsel is niet uitsluitend Nederlands en de verspreiding van de sterke vormen lijkt af te hangen van andere factoren dan de landsgrens, zoals sociale status, opleiding en leeftijd.