Middeleeuwen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Label: Misbruikfilter: Leeghalen
k Wijzigingen door 2001:982:1332:1:A9C8:361:1BFB:EF44 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Atsje
Regel 1:
[[Bestand:Mainzer Dom vom Kreuzgang.jpg|thumb|De [[dom van Mainz|Mainzer Dom]] vanuit het zuidwesten.]]
 
De '''middeleeuwen''' (ca. 500 tot ca. 1500) vormen in de [[geschiedenis van Europa]] de periode tussen de [[oudheid]] en de [[vroegmoderne tijd]]. Traditioneel situeert men dit door Italiaanse [[Renaissance-humanisme|humanisten]] geïntroduceerde tijdvak tussen de val van het [[West-Romeinse Rijk]] in de vijfde eeuw en de [[renaissance]] die vanaf de veertiende eeuw in [[Italië]] begon.<ref>Encyclopædia Britannica 15th Edition: 'Middle Ages'</ref> Afhankelijk van de focus die [[Historicus|historici]] hanteren bestaat er echter nogal wat variatie in de afbakening van deze periode.<ref>De periode van de middeleeuwen zoals gezien door de Franse historicus [[Jacques Le Goff]] loopt bijvoorbeeld vanaf de dood van [[Justinianus I]] (565) en de opkomst van de [[islam]] (622) tot aan de vooravond van de [[Franse Revolutie]] en de [[Industriële Revolutie]].</ref> De middeleeuwse periode wordt zelf onderverdeeld in de [[Vroege middeleeuwen|vroege]], de [[Hoge middeleeuwen|hoge]] en de [[late middeleeuwen]].
 
De middeleeuwse maatschappij en beschaving zijn ontstaan uit drie duidelijk te onderscheiden bronnen: de [[Klassieke oudheid|Grieks-Romeinse beschaving]], het [[Christendom|christelijk geloof]] - die beide op het grondgebied van het [[Romeinse Rijk]] ontstonden of verder ontwikkelden - en [[Germanen|Germaanse]] tradities, die binnenvallende volkeren later meebrachten.
 
Kenmerkend voor deze lange periode in de westerse geschiedenis zijn vooral de fragmentatie van het politieke gezag, een overwegend agrarische economie, een samenleving verdeeld tussen een militaire adel (die eigenaar is van het land) en een tot horige gemaakte boerenklasse, en ten slotte een systeem van denken gebaseerd op religie, bepaald door de Christelijke Kerk.
 
== Periodisering ==
{{Zijbalk westerse geschiedenis|portaal2=middeleeuwen}}
In de loop der tijd hebben historici verschillende jaartallen aangewezen als begin van de middeleeuwen. De voorkeur voor het ene of het andere jaartal wordt veelal bepaald door de invalshoek van waaruit iemand de gebeurtenissen beoordeelt. Gewoonlijk wordt de teloorgang van het [[West-Romeinse Rijk]] in de vierde en vijfde eeuw na Christus en de daarmee samenvallende [[Grote Volksverhuizing]] aangenomen als de overgang van de oudheid naar de middeleeuwen. Vanuit deze visie werden enkele belangrijke jaartallen naar voren geschoven die het einde zouden kunnen markeren van deze periode:
* 284, het begin van de regering van keizer [[Diocletianus]] en het begin van het [[Dominaat]], is een duidelijke breuk in de geschiedenis van het [[Romeinse Rijk]]. Diocletianus verdeelde als eerste het rijk in een westelijk (Latijns) en een oostelijk (Grieks) deel. De grens volgde min of meer de taalgrens, dwars over de [[Balkan (schiereiland)|Balkan]].
* 313, het jaar waarin het christendom een toegestane godsdienst werd in het Romeinse Rijk ([[edict van Milaan]]), is zowel politiek als cultureel van belang.
* vanuit economisch en sociaal standpunt wordt wel 375 genomen als het begin van de [[Grote Volksverhuizing]]en die voedseltekorten in de steden veroorzaken.
* 378, het jaar waarin het christendom staatsgodsdienst werd.
* 395, het jaar waarin definitief een einde kwam aan de politieke eenheid van het rijk.
* 410, het jaar waarin de [[Visigoten]] [[Rome (stad)|Rome]] plunderen.
* 476, De laatste West-Romeinse keizer, [[Romulus Augustulus]], werd afgezet door de Germaan [[Odoaker]], wat het einde van het [[West-Romeinse Rijk]] betekende.
* 732, het jaar waarin de Arabische veroveringen in Europa een halt toegeroepen werd in de [[Slag bij Poitiers (732)|Slag bij Poitiers]]. De verbreking van de culturele eenheid rond de Middellandse Zee ten gevolge van de islamitische veroveringen zou de beslissende gebeurtenis zijn die het begin van de middeleeuwen inluidde. Dit idee werd door [[Henri Pirenne]] gepubliceerd in zijn postuum in 1937 verschenen boek ''Mahomet et Charlemagne''. Deze ''[[Pirenne-these]]'' heeft tot grote internationale debatten geleid, maar vindt tegenwoordig vrijwel geen aanhang meer.
 
Het bepalen van zoiets als 'het einde van de middeleeuwen' is evengoed aan discussie onderhevig:
* 1453, het jaar van de val van het [[Byzantijnse Rijk]], kan als politiek einde gelden. Het [[Ottomaanse Rijk]] zou nog eeuwenlang op de [[Balkan (schiereiland)|Balkan]] en rond de [[Middellandse Zee]] zijn invloed uitbreiden. Ook kwam er in dat jaar een einde aan de [[Honderdjarige Oorlog]]. De traditie heeft lange tijd een voorkeur gehad voor dit jaartal.
* 1492, het jaar waarin Columbus [[Nieuwe Wereld|Amerika]] ontdekte, is ook het jaar waarin een einde kwam de Spaanse ''[[Reconquista (geschiedenis)|Reconquista]]'' ten koste van het laatste islamitische rijk in West-Europa: Granada viel als laatste bolwerk in handen van de Spaanse koning [[Ferdinand II van Aragón]].
* de culturele en intellectuele [[Renaissance]], waarin een nieuwe visie op de [[klassieke oudheid|Klassieke Oudheid]], de mens en de natuur ontstonden; in Italië begon die al in de veertiende eeuw met de dichter [[Francesco Petrarca|Petrarca]] en de schilder [[Giotto di Bondone|Giotto]].
* op religieus vlak was 1517 van groot belang, het jaar van de breuk tussen de hervormde en rooms-katholieke kerk (stellingen van [[Maarten Luther]]).
* 1566 is voor de Nederlanden een late, maar aanvaardbare grens. De [[beeldenstorm]], waarmee de doorbraak van het [[calvinisme]] gepaard ging, zorgde in veel steden niet alleen op godsdienstig, maar ook op politiek vlak voor een breuk. Niet alleen raakte de katholieke kerk haar monopoliepositie kwijt, ook de macht van de koning kwam ter discussie te staan. De gewesten eisten hun uit de [[Bourgondische tijd]] stammende traditionele bestuurlijke autonomie op, nu niet alleen met betrekking tot belastingheffing en benoeming van bestuurders, maar ook op godsdienstig terrein.
 
Traditioneel werd lange tijd het begin van de renaissance in de veertiende en vijftiende eeuw gezien als het einde van de middeleeuwen. Sommigen zien de grote [[ontdekkingsreizen]] naar het Indië en Amerika in de late vijftiende eeuw als het einde van de middeleeuwen. Men zou kunnen stellen dat de door de Renaissance ingezette mentaliteitsverandering de ontdekkingsreizen mogelijk heeft gemaakt. Deze reizen werden echter vooral ondernomen om het monopolie van het [[Ottomaanse Rijk]] op de handel tussen Europa en Azië te omzeilen, nadat dit rijk alle landen in het oostelijke Middellandse Zeegebied verenigd had en de [[specerijenhandel|specerijen]] uit Azië letterlijk peperduur werden.
 
De middeleeuwen worden vaak onderverdeeld in 3 kleinere periodes:
* [[Vroege middeleeuwen|vroege of donkere middeleeuwen]]: vierde eeuw - tiende eeuw, worden gekenmerkt door het verval van het Romeinse Rijk, toenemende barbarisering en verschillende invasies, zowel van Germaanse stammen als van enkele steppevolkeren. De vroege middeleeuwen eindigen na het uiteenvallen van het rijk van [[Karel de Grote]], die de [[Feodalisme|feodaliteit]] heeft geïntroduceerd. Er ontstaan kleine lokale vorstendommen.
* [[Hoge middeleeuwen|hoge of volle middeleeuwen]]: tiende eeuw - dertiende eeuw, worden gekenmerkt door het belang van de feodale structuren. Gaandeweg begint het centraal gezag zich te herstellen. De [[paus]] en de [[Koning van Duitsland|Duitse keizer]] zijn de belangrijkste machten. De Europese staten richten zich buiten Europa voornamelijk op het [[Midden-Oosten]]: dit is de tijd van de [[Kruistocht]]en. In economisch en cultureel opzicht is dit een bloeiperiode.
* [[late middeleeuwen]]: dertiende eeuw - vijftiende eeuw. De kennis meegebracht uit de kruistochten en opgedaan in de strijd tegen Arabische invallen in Spanje brengt een langzame overgang naar de [[Vroegmoderne tijd|nieuwe tijd]]. De Europese rijken richten hun aandacht buiten Europa op het Oosten. Door de opkomst van rijke steden vermindert de greep van het feodale systeem. De [[Zwarte Dood]] bereikt Europa: hele streken raken ontvolkt door de ziekte.
 
In het onderwijs in Vlaanderen worden de middeleeuwen opgedeeld in de eerste middeleeuwen (zesde eeuw– tiende eeuw) en de tweede middeleeuwen (elfde eeuw – vijftiende eeuw).<ref>Ongepubliceerde cursus Geschiedenis Vakstudie 3 van de Arteveldehogeschool.<br />
Auteur: Berings, G.<br />
AHS/PBAOSO/5836/1/2010-11</ref>
 
== Herkomst van de benaming ==
De middeleeuwen danken hun naam ("middel-eeuwen") aan het feit dat humanisten in de renaissance deze tijd als een tussenperiode beschouwden, die was begonnen met de val van het Romeinse Rijk en werd opgevolgd door de tijd waarin zij zelf leefden. Deze tussenperiode was er volgens hen een van verval. West-Europa was immers na de ondergang van het Romeinse Rijk afgesneden geraakt van de klassieke cultuur, om daar pas weer mee in aanraking te komen tijdens de kruistochten. De Arabieren hadden heel wat geschriften van klassieke schrijvers bewaard. Door de achteruitgang en de bedreiging door de [[Turken]] van het Byzantijnse Keizerrijk trokken Byzantijnse geleerden naar het veiliger Italië en namen de door hen verzamelde kennis uit de Oudheid mee die in [[Constantinopel]] bewaard was gebleven. Ook de plundering van Constantinopel door de kruisvaarders in 1204, tijdens de [[Vierde Kruistocht]], bracht naast een aanzienlijke materiële buit ook veel in het Westen verloren gegane kennis, kunst, muziek en cultuur terug naar Europa. Het weinig genuanceerde negatieve oordeel van de renaissancehumanisten over de middeleeuwen delen moderne historici niet langer.
 
Door hernieuwde kennismaking met deze antieke literatuur, filosofie, kunst, muziek en cultuur in het algemeen werden het [[Renaissance-humanisme|Humanisme]] en de [[renaissance]] feitelijk mogelijk gemaakt. [[Francesco Petrarca|Petrarca]] (ca. 1300) noemde de periode vanaf de vierde eeuw, toen de Romeinse keizers zich tot het christendom hadden bekeerd, de tijden van ''tenebrae'' (schaduwen), een "smerige midden-tijd" waarin men alleen maar kon hopen dat er een betere periode zou volgen. Vanaf 1469 werd onder invloed van bisschop Giovanni Andrea voornamelijk de term ''media tempestas'' (tussentijd) gebruikt. Andere namen waren media antiquitas ("midden-oudheid"), media Aetas ("midden-tijdperk"), en media Tempora ("midden tijden"), alle voor het eerst gebruikt tussen 1514 en 1530.
 
Pas in de zeventiende eeuw ([[Christoph Keller]] en [[Georg Horn]]) werd de term ''medium aevum'' ('middeleeuwen') gemeengoed. Deze kreeg een officiële status met het verschijnen van ''Glossarium mediæ et infimæ latinitatis'' van [[Charles du Fresne, sieur du Cange|Du Cange]] in 1678. In 1698 verscheen van [[Christoph Cellarius]] de eerste geschiedenis van de middeleeuwen, ''Historia Medii Aevi''.
 
Overigens wordt de term 'middeleeuwen' vooral toegepast op de geschiedenis van [[West-Europa]] na de val van het Romeinse Rijk. In bijvoorbeeld [[Oost-Europa]] wordt de term niet gebruikt voor de eigen geschiedenis: men is daar van mening dat het Romeinse Rijk pas gevallen is met de inname van Constantinopel in de vijftiende eeuw. Bijgevolg is er geen periode aan te wijzen als 'middeleeuwen' tussen de ondergang van het keizerrijk en de 'nieuwe tijd'.
 
In andere delen van de wereld zoals in [[Chinees keizerrijk|China]], [[India]] of de Arabische wereld spreekt men nooit over een 'middeleeuws' tijdperk in de eigen geschiedenis.
 
== Het veranderende landschap ==
Al in de [[oudheid]] waren de kustgebieden rondom de [[Middellandse Zee]] voor een groot deel ontgonnen ten behoeve van landbouw en veeteelt. Sommige dichtbevolkte streken, zoals [[Griekenland]] en [[Italië]] hadden zelfs al te maken met erosie van al te intensief bewerkte akkers en te grote graasdruk van vee, zodat de vegetatie zich niet kon herstellen. In de [[Romeinse Rijk|Romeinse]] tijd werden grote delen van West- en Midden-Europa ontgonnen en geschikt gemaakt voor [[landbouw]]. Het hout uit de bossen werd gebruikt voor huizenbouw, scheepsbouw en brandstof. Tijdens en na de val van het West-Romeinse Rijk liep de bevolking van [[West-Europa]] sterk terug en hele streken waren ontvolkt. De braakliggende akkers raakten weer bebost. Dit duurde tot ongeveer het jaar 1000. Daarna nam de bevolking weer sterk toe en er was behoefte aan nieuw ontgonnen landbouwgronden. Ook hadden de talrijke nieuwe dorpen en steden een grote behoefte aan hout voor woningbouw en brandstof. Hierdoor werden de Europese bossen opnieuw massaal gekapt. Daarna veranderden door intensieve begrazing door schapen en runderen hele landstreken rond dorpen en steden in [[Heide (vegetatie)|heidevelden]]. Veel moerassige [[Veen (grondsoort)|veengebieden]], zoals in de lage landen, werden [[Grote Ontginning|ontgonnen]] om over meer landbouwgrond te beschikken ten behoeve van de voedselvoorziening van de groeiende bevolking. Tegen 1500 was zo het oorspronkelijke [[oerbos]]-areaal in Europa beperkt tot het dunner bevolkte [[Scandinavië]], Oost-Europa en moeilijker bereikbare berggebieden zoals [[Alpen]] en [[Pyreneeën]]. Het landschap van de lage landen bestond grotendeels uit heide- en veengebieden, afgewisseld met akkers en weiden. Het veen werd overigens op veel plaatsen in snel tempo [[Turfsteken|afgegraven]] voor [[turf (brandstof)|turf]] waar veel vraag naar was. Hierdoor namen de gebieden met [[Veenplas|veenplassen]] in Holland, Utrecht en Friesland sterk toe. In de [[Nieuwe Tijd]] zouden de meeste veenplassen [[inpoldering|ingepolderd]] worden. Aan de zeekusten werd vanaf de elfde eeuw al veel land gewonnen door [[Kwelder|aangeslibde gebieden]] in [[Zeeland (provincie)|Zeeland]] en Noord-Nederland met dijken te beschermen tegen de zee.
 
== Vroege middeleeuwen: ± 330 - ± 950 ==
{{Zie hoofdartikel|Vroege middeleeuwen}}
[[West-Europa]] raakte ernstig in verval nadat het [[Imperium Romanum]] uiteindelijk ten onder ging door de [[volksverhuizingen]], op gang gebracht door de migratie van de [[Hunnen]]. Terwijl China zich vrij snel wist te herstellen na een vergelijkbare neergang van de [[Han-dynastie]], gold dit niet voor Europa. Drie golven van invallen waren er medeverantwoordelijk voor dat ontwikkelingen daar lang achterbleven. Tussen 378 en 489 vonden onder druk van de Hunnen veelvuldige [[Germanen|Germaanse]] invallen plaats, tussen 568 en 650 was er sprake van een tweede golf, op gang gebracht door het verschijnen van de [[Avaren (Europa)|Avaren]], terwijl er tussen 800 en 1000 invasies waren door [[Vikingen]], [[Moren]] en [[Magyaren]]. Deze dreiging van buitenaf had een klasse van krijgers doen ontstaan die de lokale bevolking beschermde.
 
De Germaanse stammen waren aanvankelijk militair niet tegen de Hunnen opgewassen en verschillende stammen zochten dan ook al of niet met geweld hun toevlucht binnen de grenzen van het Romeinse Rijk. Dit verzwakte echter mede daardoor en in 476 werd de laatste West-Romeinse keizer afgezet, waarna zijn niet-Romeinse opvolger de [[regalia]] naar Constantinopel stuurde. Het [[Byzantijnse Rijk|Oost-Romeinse Rijk]] wist zich nog bijna een millennium te handhaven en evolueerde tot het middeleeuwse, [[hellenisme|hellenistisch]] christelijke [[Byzantijnse Rijk]]. Hoewel een Byzantijnse poging om de Romeinse hegemonie te herbouwen faalde, was de Byzantijnse cultuur en economie eeuwenlang een van de meest geavanceerde in Europa en het Middellandse Zeegebied. De culturele en politieke eenheid van West-Europa en het Middellandse Zeegebied, die eeuwenlang opgelegd was door het Romeinse Rijk, werd echter geleidelijk aan verbroken.
 
In West-Europa vormden zich uit de christelijke, klassieke en Germaanse culturen langzamerhand nieuwe culturele vormen. Dat het christendom in West-Europa in deze periode tot vol wasdom kon komen, was mede te danken aan de Byzantijnen die als buffer fungeerden tegen de nieuwe religie die in de zevende eeuw in het centrum van de [[oude wereld]] ontstond en een [[Verspreiding islam (632-661)|ongekend snelle verspreiding]] doormaakte, de [[islam]].
 
=== Germaanse rijken ===
[[Bestand:Original Sutton Hoo Helmet.jpg|thumb|Helm, vermoedelijk van koning [[Raedwald]], gevonden in het scheepsgraf van [[Sutton Hoo]]]]
Er waren vele volkeren op drift tijdens de [[Grote Volksverhuizing]]; ze plunderden alles wat ze tegenkwamen. De oostelijke Germanen (de [[Vandalen]], [[Sueben]] en de Iraanse [[Alanen]]) staken op de laatste dag van 406 de bevroren Rijn over en rukten op naar het zuiden. Deze stammen trokken plunderend door Gallië en staken de [[Pyreneeën]] over. Al eerder hadden de [[Visigoten]] zich aanvankelijk met Romeinse toestemming op de Balkan gevestigd. Nu rukten zij vanuit het Oosten op naar Italië en vestigden zich uiteindelijk in Zuidwest-Frankrijk. Uiteindelijk zouden de Visigoten de Vandalen uit het [[Iberisch Schiereiland]] verdrijven. De [[Ostrogoten]] zouden een koninkrijk in Italia vestigen met als hoofdstad [[Ravenna (stad)|Ravenna]]. De [[Hunnen]], die het Romeinse Rijk ook binnenvielen, zouden nooit een koninkrijk binnen de grenzen van het West-Romeinse Rijk stichten. Na de dood van [[Attila de Hun]] werden zij door een coalitie van Germaanse volkeren verslagen. Hun machtsbasis in het tegenwoordige Hongarije ging verloren. In Noordwest-Europa staken de [[Angelen]] en [[Saksen (volk)|Saksen]] vanuit [[Friesland in brede zin|Friesland]], [[Jutland]] en [[Denemarken]] over naar [[Britannia (Romeinse provincie)|Britannia]], verdreven de oorspronkelijke Keltische bevolking naar het gebied ten westen van de [[Penninisch Gebergte|Pennines]] en stichtten hun eigen koninkrijken. De [[Salische Franken]] zouden uiteindelijk met uitzondering van [[Bretagne (regio)|Bretagne]] de provincie [[Gallië|Gallia]] ten noorden van de [[Loire (rivier)|Loire]] veroveren. Het Byzantijnse Rijk, onder leiding van [[Justinianus I]], veroverde in een poging om het Romeinse Rijk te herstellen [[Italia (Romeinse Rijk)|Italia]] op de Ostrogoten, maar verloor dat weer aan de [[Longobarden]]. De Visigoten verloren kort na 700 bijna heel Iberië aan de [[Moren]]. De Moren staken daarna de Pyreneeën over, maar hun opmars werd uiteindelijk in de [[Slag bij Poitiers (732)|Slag bij Poitiers]] gestopt door [[Karel Martel]], de [[hofmeier]] van de Austrasische Franken.
 
Door de plunderingen die gepaard gingen met de Grote Volksverhuizing, nam de levensstandaard en het bevolkingsaantal in West-Europa behoorlijk af in vergelijking met de voorafgaande Romeinse periode. Veel van de barbaren kwamen in contact met de vroegere Romeinse bevolking en cultuur en zouden bepaalde elementen, zoals het [[christendom]], dat door keizer [[Theodosius I]] rond 380 tot [[staatsgodsdienst]] was gemaakt, overnemen. Er is weinig schriftelijke informatie overgeleverd over de toestanden in die chaotische periode.
 
De enige organisatie die de val van het West-Romeinse Rijk had overleefd, was de [[Rooms-katholieke Kerk]], waarin de Germanen een grotere rol gingen spelen. De [[bisschop]] van [[Rome (stad)|Rome]], beter bekend als de [[Paus]], werd de leider van de kerk. De kerk kreeg steeds meer invloed; zo bekeerde de Frankische koning [[Clovis I]] zich in 495 tot het christendom, samen met 3000 van zijn krijgers.
 
==== Merovingische Rijk ====
{{Zie hoofdartikel|Merovingen}}
Aan het einde van de vijfde eeuw begon een cyclische beweging van vereniging en versnippering. Clovis I verenigde alle Frankische stammen onder zijn bewind. Na zijn dood werd zijn rijk volgens het [[Salische wet|Salische erfrecht]] verdeeld onder zijn vier zonen. Deze bevochten elkaar, maar werkten samen tegen de rest van Europa, waardoor ze erin slaagden de Germaanse stammen aan zich te onderwerpen. Het rijk werd pas definitief verenigd door [[Dagobert I]], die in 639 stierf. De laatste Merovingische koningen hadden maar weinig macht, ze lieten hun taken in toenemende mate over aan de hofmeiers (de 'huismeesters' die de Merovingische koning in het bestuur bijstonden). In [[Austrasië]] werd deze taak vanaf 687 uitgeoefend door de [[Pepiniden]]. Deze familie werd steeds belangrijker door het erfelijk maken van het ambt. De Merovingers bleven echter nog lang als schijnkoningen (ook wel [[vadsige koning]]en genoemd) op de troon.
 
De Moren, ook wel [[Saracenen]] genoemd, brachten in de zevende en de achtste eeuw de islamitische culturen naar de kusten van de Middellandse Zee. De inval van de Moren in 711 via [[Gibraltar]] op het Iberisch schiereiland betekende het einde van het al zo'n drie eeuwen oude [[Visigoten|Visigotische rijk]], maar zorgde voor een aanzienlijke culturele verrijking. In 732 waren de Moren al helemaal tot [[Poitiers]] in centraal Frankrijk opgerukt, maar toen keerde het tij en kwam de later zo genoemde ''[[Reconquista (Spanje)|Reconquista]]'' op gang, die pas in 1492 voltooid zou worden.
 
In 681 werd in [[Bulgarije]] door [[Asparoech]] de eerste [[Slavische volkeren|Slavische]] staat in Europa opgericht.
 
==== Karolingische rijk ====
{{Zie hoofdartikel|Karolingische rijk}}
[[Bestand:Mediterráneo año 800 dC.gif|thumb|De drie grote rijken rond 800, het [[Byzantijnse Rijk]], het [[Arabische Rijk]] en het [[Karolingische Rijk]], waarbij het laatste veruit het minst belangrijke van de drie was.]]
[[Bestand:Charlemagne and Pope Adrian I.jpg|thumb|Karel de Grote en [[paus Adrianus I]].]]
 
[[Pepijn de Korte]], hofmeier van [[Childerik III]] nam in de achtste eeuw de macht over van de laatste Merovingische koning en begon hiermee de [[Karolingische dynastie]]. Pepijn de Korte schakelde de paus in om zijn machtsovername te rechtvaardigen. Dit luidde een periode in van verbondenheid van de paus en de Frankische koningen, welke uiteindelijk zou leiden tot de kroning van Karel de Grote tot keizer en het ontstaan van de [[Kerkelijke Staat|Pauselijke Gebieden]]. De invloed die de Byzantijnse keizer aanvankelijk nog op Rome had, ging daarmee teloor; het oprukken van de moslims onder andere in Italië werd erdoor gestuit.
 
De Franken, onder leiding van Karel de Grote, wisten in de dertig jaar durende [[Saksenoorlogen]] rond 800 de Saksen en daarnaast ook de Longobarden aan zich te onderwerpen. Karel verenigde een groot gedeelte van het vroegere West-Romeinse Rijk en grote gebieden die erbuiten lagen onder zijn heerschappij. In 800 werd hij door [[paus Leo III]] gekroond tot 'keizer van het West-Romeinse Rijk', een titel die al sinds 476 niet meer was gebruikt. Daarbij speelde het zogenaamde ''[[translatio imperii]]'' een rol omdat men destijds uit het Bijbelboek [[Daniël (boek)|Daniël]] opmaakte dat de wereld na het vierde rijk — volgens [[kerkvader]] [[Hiëronymus van Stridon|Hiëronymus]] het Romeinse Rijk — zou vergaan.
 
Het rijk gold, net als onder de Merovingen, als persoonlijk bezit van de heerser dat na de dood verdeeld werd onder de erfgenamen. Omdat alleen Lodewijk de Vrome zijn vader overleefde, werd het grote rijk aanvankelijk nog niet opgedeeld, maar toen Lodewijk overleed werd het alsnog [[Deling van het Frankische Rijk|in drieën gedeeld]]. [[Midden-Francië]] zou later bij de andere twee worden gevoegd, zodat er uiteindelijk sprake was van [[West-Francië]] en [[Oost-Francië]]. West-Francië zou ten grondslag liggen ?aan het [[Koninkrijk Frankrijk (987-1328)|Franse Koninkrijk]], terwijl Oost-Francië de basis vormde van het [[Heilige Roomse Rijk]].
 
Dit suggereert een sterk centraal gezag en onder Karel de Grote was dit tot op zekere hoogte ook zo. Macht of ''[[Bannum|bannus]]'' bleef echter vooral afhankelijk van veroveringen, geweld en ''[[Geblütsrecht]]''. De koning trok van de ene [[Palts (verblijfplaats)|palts]] naar de andere om zijn gezag af te dwingen en zijn belastingen ter plaatse ''op te eten'', want deze werden veelal in natura voldaan.<br />
Door de grote omvang van het rijk werd dit steeds bewerkelijker en kwam de feitelijke macht steeds meer in handen van [[leenman]]nen. In de [[ruileconomie]] van die tijd konden dezen alleen beloond worden door hen gronden (''[[Beneficie|beneficium]]'', vanaf de tiende eeuw ''[[Feudum|feodum]]'') en het vruchtgebruik daarvan te geven. De leenmannen waren weliswaar verantwoording verschuldigd aan de koning, maar streefden naar erfelijkheid van hun [[Gouw (Germaans)|''pagus'']]. Dit werd steeds meer regel en in 877 gelegaliseerd door het [[Capitulare van Quierzy]], waarmee het onmogelijk werd nog een groot rijk te vormen. Zo ontwikkelde het systeem zich tot het [[feodalisme]].
 
Militair, economisch en politiek beleefde Europa een diepe crisis tussen ongeveer 850 en 950, ook wel de [[IJzeren eeuw|ijzeren eeuw]] genoemd. De neergang werd onder andere veroorzaakt door invallen van de [[Vikingen]] vanuit het noorden, de [[Magyaren]] via het oosten en de [[Moren]] vanuit het zuiden, versterkt door de verdeling van het rijk. Het centrale gezag van de twee Frankische rijken wist geen weerstand te organiseren, waardoor de bevolking het vertrouwen in hun heersers verloor. Lokale [[Gouwgraaf|gouwgraven]] vulden dit machtsvacuüm door de invallen te weerstaan en [[Usurpator|usurpeerden]] daarmee het gezag, uiteindelijk nog slechts in naam afhankelijk van keizer of koning.
 
=== Oost-Europa ===
Het [[Groot-Moravische Rijk]] ontstond in de negende eeuw. De plaats van het Slavische rijk kwam ongeveer overeen met het latere [[Tsjecho-Slowakije]]. De [[Hongaren]] deden hun intrede in Europa aan het eind van de negende eeuw, toen ze als [[nomade]]nvolk vanuit de Zuid-Russische steppe over de [[Karpaten]] trokken. Onder [[Árpád]] en zijn opvolgers vestigden zij zich in het [[Pannonische vlakte|Karpatenbekken]] en namen het Groot-Moravische Rijk in. Gedurende een eeuw waren ze door hun strooptochten de schrik van Europa. In de [[Slag op het Lechveld]] werd hun een dermate grote nederlaag toegebracht, dat ze de bakens verzetten en besloten zich aan te passen aan hun christelijke buren. De kroning van de op Rome gerichte [[Stefanus I van Hongarije|Stefan de Heilige]] als koning in het jaar 1000 werd daarvan het symbool. Hij was de eerste koning van Hongarije.
 
Het [[Kievse Rijk]] ontstond rond 880 door het samengaan van de gebieden der [[Varjagen|Waregers]] in Oost-Europa onder leiding van [[Rurik]]. [[Oleg van Kiev]] veroverde in 882 Kiev, dat toen de hoofdstad werd van het nieuwe rijk. In de loop van de tiende eeuw was het rijk op zijn hoogtepunt, toen vorst [[Svjatoslav I van Kiev|Svjatoslav I]] het rijk van de [[Chazaren]] vernietigde en vervolgens gebieden in de noordelijke [[Kaukasus (gebied)|Kaukasus]] innam en doordrong tot de [[Zee van Azov]]. Ook veroverde hij grote delen van de Balkan, met als laatste grote wapenfeit het [[Bulgarije|Bulgaarse koninkrijk]] aan de [[Donau]].
 
=== Heilige Roomse Rijk ===
{{Zie hoofdartikel|Heilige Roomse Rijk}}
Vanaf het begin van de tiende eeuw legde de [[Liudolfingen|Ottoonse dynastie]] de basis voor het Heilige Roomse Rijk. Met name [[Otto I de Grote]] speelde in deze ontwikkeling een bepalende rol. Op 2 februari 962 werd Otto I in Rome door de [[paus]] tot de eerste keizer van het Heilige Roomse Rijk gekroond. Zijn opvolgers zouden het een kleine 1000 jaar (tot 1918) volhouden. Tegelijk met de Ottonen vond de zogenaamde [[Ottoonse renaissance]] plaats.
 
=== Demografische ontwikkeling ===
De Europese bevolking, die bij het begin van de [[jaartelling]] ongeveer 70 miljoen zielen telde (ter vergelijking: China 60 miljoen), kromp in de vroege middeleeuwen ineen tot 20-30 miljoen, niet vanwege massale slachtingen, oorlogsgeweld of grote hongersnoden, hoewel die ook een aanzienlijke tol eisten, maar vooral door destijds in Europa onbekende [[Epidemie|epidemische ziekten]], die onder andere door de invallende steppevolkeren werden verspreid. Bekend van kroniekschrijvers uit deze periode is een gigantische sterfte in het Byzantijnse Rijk onder [[Justinianus I|Justinianus]] in de zesde eeuw; in 542 verspreidde de [[pest van Justinianus]] zich vanuit [[Egypte (land)|Egypte]] over het gehele [[Middellandse Zeegebied]] en van daaruit ook naar de binnenlanden van Frankrijk (Clermont-Ferrand) en onder andere Engeland (de kust van [[Koninkrijk Northumbria|Northumbria]]). Het sterftepercentage bij besmetting met deze pest was zeer hoog. Tot in het midden van de achtste eeuw zou de pest zo ongeveer elke generatie terugkeren.
 
=== Sociale geschiedenis ===
Gedurende de hele middeleeuwen werd de maatschappij onderverdeeld in drie [[Stand (maatschappelijk)|standen]]: [[Geestelijke|geestelijkheid]], [[adel (klasse)|adel]] en de [[Agrariër|boeren]]: zij die bidden, zij die vechten en zij die ploegen. Tot welke [[stand (maatschappelijk)|stand]] men behoorde, werd door geboorte bepaald. Men kon alleen uit zijn stand geraken door geestelijke te worden.
 
Gemunt [[geld]] raakte in onbruik en [[ruilhandel]] werd een alledaags verschijnsel. Geld werd in deze tijd nog wel als middel gebruikt om de waarde van goederen uit te drukken. [[Handel (economie)|Handel]] en [[industrie]] kwijnden. De bevolking van de Romeinse steden ging sterk achteruit.
 
Het rechtssysteem verwaterde in deze tijd; elke stam volgde zijn eigen [[gewoonterecht]]. De Frankische vorsten reisden met heel hun gevolg van [[palts (verblijfplaats)|palts]] tot palts om de belastingen te innen en op te eten, en om recht te spreken. Het ontbreken van een duidelijk machtscentrum kwam de eenheid van het bestuur niet ten goede. Na Karel de Grote verloren de koningen hun controle over de lokale machthebbers, de [[Graaf (titel)|graven]] en [[hertog]]en.
 
Gedurende de vroege middeleeuwen nam de geletterdheid sterk af. [[Karel de Grote]] bevorderde het stichten van scholen in zijn rijk, waardoor de geletterdheid weer enigszins toenam. Toch moet men zich van deze [[Karolingische renaissance]] niet al te veel voorstellen.
 
==== Dagelijks leven ====
In de vroege middeleeuwen was ongeveer 90% van de bevolking boer. De boeren waren doorgaans arm en ondervoed. Het leven was ''"wreed, hard en kort"''.
 
Adel en Kerk hadden veel macht. Omdat iedereen lid was van de Kerk, konden de geestelijken iedereen via de preekstoel beïnvloeden. Kerkelijke gezagsdragers waren vrijwel de enigen die konden lezen en schrijven, wat hun machtspositie nog vergrootte. Het aardse bestaan was in de middeleeuwen van ondergeschikt belang en het hele leven was gericht op het [[Hemel|hiernamaals]]. De angst om in de [[Hel (geloofsconcept)|hel]] te komen, maakte de mensen onderdanig aan de machthebbers.
 
=== Kunst in de vroege middeleeuwen ===
[[Bestand:Karolingischer Buchmaler um 820 001.jpg|thumb|''"De vier evangelisten"'', miniatuur; een voorbeeld van de Karolingische renaissance]]
De kunst in de vroege middeleeuwen was voornamelijk gebaseerd op de [[Klassieke Oudheid]]. Het zou tot het einde van de hoge middeleeuwen duren tot er een echt vernieuwende kunststroming zou komen: (de [[gotiek]]).
 
In Oost-Europa, waar het [[Byzantijnse Rijk]] een voortzetting was van het Romeinse Rijk, ontstond in de vierde eeuw al de [[Byzantijnse kunst]]. De Byzantijnse kunst was een voortzetting van het [[hellenisme]]. Er waren veel landen met nauwe banden met het Byzantijnse Rijk, zoals [[Bulgarije]], [[Servië]], het Kievse Rijk, de [[Republiek Venetië]] en het [[Koninkrijk Sicilië]], die de Byzantijnse kunst overnamen. Byzantijnse [[mozaïek]]kunstenaars decoreerden de kerken van [[Ravenna (stad)|Ravenna]] zoals de [[Basiliek van San Vitale]]. Daarnaast verzorgden ze de goudmozaïeken van de [[Basiliek van San Marco (Venetië)|Basiliek van San Marco]] in [[Venetië (stad)|Venetië]] en maakten ze de grandioze mozaïekreeksen voor de Normandische heersers op [[Sicilië]] en ''Christus Pantocrator tussen Keizer Constantijn IX Monomachus en Keizerin Zoë'' in de [[Hagia Sophia]] van [[Istanboel]].
 
In West-Europa duurde het tot 750 totdat er weer een opbloei kwam van de kunst. Onder invloed van de regeerperiode van [[Karel de Grote]] ontstond de [[Karolingische renaissance]], de opleving van cultuur en wetenschap tussen circa 750 en circa 950. Ze werd vooral gecultiveerd aan diens hof en gedragen door de [[Geestelijke|clerus]]. Tijdens de regeerperiode van de Karolingers was er sprake van een hernieuwde belangstelling voor de klassieke cultuur. Byzantijnse invloeden, culminerend in het afbeelden van de menselijke figuur, werden versmolten met de Germaanse, grotendeels abstracte, ornamentiek. Zo zijn veel klassieke teksten in het Latijn tot in onze tijd bewaard gebleven in de vorm van kopieën die in de Karolingische tijd zijn vervaardigd. Dit gebeurde vooral in kloosterbibliotheken, waarvan het aantal en de omvang sterk toenam tijdens en vlak na de regeerperiode van Karel de Grote.
 
== Hoge middeleeuwen: ± 950 - ± 1270 ==
{{Zie hoofdartikel|Hoge middeleeuwen}}
Het centrum van de christelijke beschaving lag aan het begin van het tweede millennium in [[Istanboel|Constantinopel]]. Economisch, cultureel en militair was het Byzantijnse Rijk veruit de meerdere van West-Europa, dat een dunbevolkt voornamelijk landelijk randgebied vormde. Enkele eeuwen later was de situatie omgekeerd, mede mogelijk gemaakt doordat het Byzantijnse Rijk als buffer was opgetreden tegen het oprukkende Ottomaanse Rijk tot het in [[Beleg en val van Constantinopel (1453)|1453 dan toch werd ingenomen]]. Het vrijwel exclusief agrarische West-Europa van de vroege middeleeuwen [[Verstedelijking|verstedelijkte]] en [[Commercialisering|commercialiseerde]] vanaf de tiende eeuw.
 
Door verbeterende landbouwmethoden kon de bevolking gestaag toenemen. Talrijke nieuwe dorpen en steden werden gesticht. De bestaande, meestal door de Romeinen gestichte steden begonnen ook weer te groeien. In de tiende eeuw kwam er daarnaast een einde aan de invasies van Europa door Vikingen, Moren en Aziatische steppevolkeren. De hierop volgende stabiliteit had vanaf de elfde eeuw een expansiebeweging tot gevolg, wat onder meer tot uiting kwam in de [[kruistocht]]en, de ''[[Oostkolonisatie|Ostsiedlung]]'' en de ''[[Reconquista (geschiedenis)|Reconquista]]''. In [[Zuid-Europa|mediterraan Europa]] was de achteruitgang na de val van het [[Romeinse Rijk]] minder geweest dan in West-Europa en Italiaanse handelaren voegden zich bij de langeafstandshandel die zich centreerde rond de Indische Oceaan. In de ''[[Repubbliche Marinare]]'' bracht de handel een explosieve groei van de welvaart. Het bracht de Europeanen in contact met hoogstaande beschavingen en stelde hen in staat kennis over te nemen van de Byzantijnen en de moslims en technologieën uit China. Deze ontwikkeling begon in Italië en het [[graafschap Vlaanderen]], met [[Brugge]] als knooppunt van de handel tussen Noord- en Zuid-Europa, groeiden in korte tijd uit tot rijke gebieden. De handel maakte zo van het noorden van Italië werd het meest welvarende deel van Europa, gevolgd door Vlaanderen in West-Europa.
 
In West-Europa werden ondertussen venen en moerassen drooggelegd, bossen gerooid en grond ontgonnen. Het kerngebied daarvan lag tussen de [[Loire (rivier)|Loire]] en de [[Elbe (rivier)|Elbe]]. Dankzij het door de [[Golfstroom]] milde klimaat met voldoende regenval gedurende het hele jaar kon de landbouwproductie gestaag groeien. Het [[drieslagstelsel]] maakte het daarbij mogelijk dat arbeid evenwichtig verdeeld kon worden over het jaar. Ook leverde dit meer [[haver]] op, zodat de met [[hooi]] genoegen nemende os kon worden vervangen door het paard. Deze kon door drie uitvindingen een veel grotere trekkracht leveren; het [[haam]], de [[Tandem (paard en wagen)|tandem]] en het [[hoefijzer]]. In combinatie met de nieuwe [[keerploeg]] kon de productiviteit tot driemaal hoger liggen dan mogelijk was rond de Middellandse Zee. Het resulterende overschot maakte handel mogelijk, terwijl er ook een klasse van krijgers van onderhouden kon worden die de boeren beschermde tegen dreiging van buitenaf.
 
[[Bestand:Castle stalker2.jpg|thumb|350px|[[Castle Stalker]] aan de Schotse kust. Met een kasteel en zijn ''[[milites]]'' kon een [[Heer (feodalisme)|heer]] in de [[hoge middeleeuwen]] zijn omgeving overheersen zonder zich veel te hoeven aantrekken van de vorst aan wie hij [[Leenstelsel|leenplichtig]] was. Het kwam dan ook voor dat men bij meerdere vorsten gebieden in leen had.]]
Nadat de dreiging van de invasies was weggevallen, richtten de krijgers zich echter tegen elkaar en de lokale bevolking. Een aantal feodale heren wist hun gezag uit te breiden ten koste van hun buren, zich daarbij weinig aantrekkend van het koninklijke gezag. Door deze ''[[banale revolutie]]'' ontbrak een sterk centraal gezag. Het ontbreken van een unitaire gezagsstructuur had verlammend kunnen werken, maar resulteerde niet alleen in veel bloedvergieten van onderling strijdende vorstendommen, prinsdommen, stadstaten, republieken en [[Kanton (bestuur)|boerenkantons]], maar ook in innovatie waarmee de macht vergroot kon worden die nodig was om te overleven. Deze lag niet alleen op technisch gebied, maar ook op financieel en politiek vlak.
 
In deze periode bereikten macht van de [[rooms-katholieke Kerk]] en de [[paus]] een hoogtepunt. Paus en keizer streden lang over de vraag wie de [[jurisdictie]] over het [[westers christendom]] had. Belangrijk daarbij was de [[investituur]], de bevoegdheid tot het benoemen van bisschoppen. Dit was vooral van belang omdat dezen evenals de paus naast kerkelijke ook wereldlijke macht uitoefenden. De Duitse keizer moest deze [[Investituurstrijd]] opgeven in 1250, maar ook de paus kon dit na 1303 niet volhouden.
 
In Duitsland regeerde het [[Liudolfingen|Saksische huis]] met onder andere [[Hendrik de Vogelaar|Hendrik I]], [[keizer Otto I|Otto I]], en [[keizer Otto III |Otto III]], later het [[Salische dynastie|Frankische huis]] met onder andere [[keizer Hendrik III|Hendrik III]] en [[keizer Hendrik IV|Hendrik IV]]. In Frankrijk was [[Hugo Capet]] de stamvader van de [[Huis Capet|Capetingen]] en alle andere [[Lijst van koningen van Frankrijk|Franse koningen]] na hem, tot 1789. Engeland werd in 1066 veroverd door [[Willem de Veroveraar]], hertog van [[Normandië]], waarmee een pril Angelsaksisch rijk een krachtige Franse overheersing kreeg, die tot de dag van vandaag sporen heeft nagelaten op de Britse eilanden, niet alleen in talrijke Normandische [[kasteel|kastelen]] en in het [[Domesday Book]] (een inventaris van alle Engels '[[onroerend goed]]' opgesteld in opdracht van Willem de veroveraar), maar meer nog in de [[Engels|Engelse taal]].
 
Vanaf 1080 ontstonden de eerste [[Middeleeuwse universiteit|universiteiten]] en werd vooruitgang gemaakt in kunst en architectuur. In deze periode werden de grote Romaanse en later gotische [[Kathedraal|kathedralen]] gebouwd. Door de toenemende welvaart konden de rijkere en machtiger steden [[stadsrechten]] afdwingen.
 
=== Kruistochten ===
{{Zie hoofdartikel|Kruistochten}}
[[Bestand:Al-Kamil Muhammad al-Malik and Frederick II Holy Roman Emperor.jpg|thumb|Sultan [[Al-Kamil]] onderhandelt met [[keizer Frederik II]].]]
De oorspronkelijke verovering van Palestina door islamitische strijdmachten had aanvankelijk nauwelijks een storende werking op de [[pelgrimage]] of bedevaart naar de heilige plaatsen van de christenen, zoals Jeruzalem, [[Bethlehem]] en [[Nazareth (Israël)|Nazareth]]. Hoewel in 1009 de [[Heilig Grafkerk]] werd vernietigd door de [[Fatimiden|Fatimidische kalief]], [[Al-Hakim bi-Amr Allah|Al-Hakim]], stond zijn opvolger het [[Byzantijnse Keizerrijk]] weer toe om de kerk te herbouwen en werd pelgrimage weer toegestaan.
 
Het beslissende verlies van het Byzantijnse leger tegen de [[Seltsjoeken|Seltsjoekse Turken]] in de [[Slag bij Manzikert]] in 1071 zorgde voor de eerste bedes om hulp en troepen uit het westen. Er werd dus niet alleen gestreefd naar het heroveren van Jeruzalem, maar ook het bijstaan van het Byzantijnse leger tegen de Turken, het voorkomen van gebiedsuitbreiding van de islamieten, en het vergroten van de invloed van het westen in het oosten. De toenemende stabiliteit en groei in Europa maakte het voor het eerst mogelijk om ook daadwerkelijk in te gaan op de bedes.
 
==== ''Persecuting Society'' ====
De klasse van krijgers die aanvankelijk de binnenvallende volken bestreden hadden, streed na het wegvallen van die dreiging vooral tegen elkaar en de lokale bevolking. Als reactie hierop ontstond de [[godsvredebeweging]]. Was dit aanvankelijk een oproep aan lokale heren, later werd dit ook een oproep aan christelijke staten om onderling geweld te stoppen. [[Paus Urbanus II]] (1088-1099) gebruikte dit argument om de onderlinge strijd te staken en zich te richten op de gemeenschappelijke vijand van het geloof.
 
In de vroege middeleeuwen werd met relatieve openheid gesproken over de inhoud van de leer. Dit bracht met zich mee dat er verschillende interpretaties van die leer waren, wat de eenheid van de Kerk niet ten goede kwam. [[Augustinus van Hippo|Augustinus]] zag [[ketterij]] — of ''heresie'' van het Griekse ''hairesis'' voor keuze — als afwijking van christenen van het ware geloof. Men begon [[Dogma (algemeen)|dogma's]] vast te stellen om het ware geloof te definiëren. Met de ontwikkeling van de [[dogmatiek]] werd niet alleen duidelijk wat het ware geloof inhield, het maakte ook duidelijk wat hier niet mee overeenkwam. Dit kon uiteindelijk niet meer getolereerd worden en aanhangers hiervan werden vanaf de twaalfde eeuw vervolgd, wat {{aut|[[Robert Ian Moore|Moore]]}} de ''Persecuting Society'' heeft genoemd.<ref>{{aut|Moore, R.I.}}, (1987): ''The Formation Of A Persecuting Society. Power And Deviance In Western Europe, 950-1250'', Wiley</ref>
 
Vanaf de twaalfde eeuw waren zowel de Kerk als de grote Europese koninkrijken in staat om hun ideologieën en doelen beter te definiëren. Dit resulteerde in een afwijzing van corruptie en verwereldlijking binnen de Kerk, maar ook in een afwijzing van groepen die afweken van die ideologieën. Dit was niet alleen de islam, maar ook bewegingen als de ''[[bulgarelli]]'', de [[Waldenzen]] en de ''[[Katharen|kathari]]''. Andere bewegingen als de [[franciscanen]] en de [[humiliati]] werden wel erkend, waarbij niet altijd duidelijk is wat de overwegingen waren om de ene groepering wel op te nemen en de andere niet.
 
In 1063 gaf [[paus Alexander II]] zijn zegen aan de kruistochten van de ''[[Reconquista (Spanje)|Reconquista]]''. In 1085 namen de Spanjaarden de [[taifa Toledo]] in, en in 1092 werden de moslims van [[Sicilië]] verdreven. Ongetwijfeld werden de kruisvaarders gesterkt door deze successen tegen de islam.
 
[[Paus Innocentius III]] besloot dat tegen de katharen krachtiger moest worden opgetreden. In 1209 verzamelde hij een leger voor een kruistocht naar [[Occitanië]]. Tijdens het [[Vierde Lateraans Concilie]] werd een aantal religieuze groepen veroordeeld en andere erkend. Er werden decreten tegen de katharen en de [[Waldenzen]] afgekondigd. Joden moesten een [[Jodenhoed|geel insigne]] dragen en ook moslims moesten onderscheidende tekenen gaan dragen. [[Paus Gregorius IX]] gaf in 1232 bevel aan de nieuwe orde der [[dominicanen]] de taak van de [[inquisitie]] op zich te nemen. De katharen waren hier het eerste slachtoffer van, maar ook de Joden — die bij Augustinus wel een aparte status hadden, maar wel bescherming genoten — [[Lepra|leprozen]] en homoseksuelen werden al snel het slachtoffer. Dit was de schaduwzijde van de economische expansie en de nieuwe spiritualiteit.
 
==== Tochten ====
In 1091 stuurde keizer [[Alexios I Komnenos|Alexius I van Byzantium]] een bede om hulp naar [[paus Urbanus II]]. Hoewel dit eerder bedoeld was als een verzoek om meer [[huurling]]en, zag de paus dit mede als een mooie gelegenheid om de eenheid in de Kerk te herstellen na het [[Oosters Schisma|Schisma van 1054]] en om het [[Heilige Land]] te bevrijden na de invallen van de moslims, zodat [[Jeruzalem]] weer een veilige plek werd voor de christenen. Op 26 november 1095 hield hij een vurige rede tijdens het [[Synode van Clermont|Concilie van Clermont]] waarin hij opriep tot het houden van een kruistocht. Wie deelnam aan de kruistocht kreeg materiële steun; zijn persoon en goederen stonden voor de duur van de kruistocht onder de bescherming van de Kerk. Daarnaast kreeg elke deelnemer ook een algemene [[aflaat]], vrijstelling van belasting, opschorting van schulden en bevrijding van de [[lijfeigenschap]].
 
Zo kwam het tot de [[Eerste Kruistocht]] (1096-1099) die resulteerde in de [[Beleg van Jeruzalem (1099)|verovering van Jeruzalem]] en de stichting van een aantal [[kruisvaardersstaten]]. Een belangrijke factor daarbij was de verzwakking van de moslims door de interne verdeeldheid tussen de [[Seltsjoekenrijk|Seltsjoeken]] en de [[Kalifaat van de Fatimiden|Fatamiden]]. De [[Tweede Kruistocht]] (1145-1149) mislukte daarentegen. In 1187 werd [[Beleg van Jeruzalem (1187)|Jeruzalem veroverd]] door [[Saladin]] wat aanleiding was voor de [[Derde Kruistocht]] (1189-1192). Herovering van Jeruzalem slaagde echter niet, zodat niet lang daarna de [[Vierde Kruistocht]] (1202-1204) plaatsvond.
 
Het kwam echter niet tot de herovering van Jeruzalem. In plaats daarvan werd in 1204 het toen nog Byzantijnse [[Constantinopel]] ingenomen en vervolgens grootschalig geplunderd door de kruisvaarders, die ook vele [[relikwie]]ën buitmaakten. De graaf van Vlaanderen, [[Boudewijn I van Constantinopel|Boudewijn IX]], werd gekozen tot keizer van het zogenaamde [[Latijnse Keizerrijk|Latijnse keizerrijk]] (1204-1261), dat overigens nog grotendeels veroverd moest worden. [[Republiek Venetië|Venetië]] maakte zich meester van enkele gunstig gelegen steunpunten en nam ook de '[[Basiliek van San Marco (Venetië)|bronzen paarden]]' mee. In 1205 verdween Boudewijn IX spoorloos. Vermoedelijk werd hij gevangengenomen door de Bulgaren. Het Latijnse keizerrijk was geen lang leven beschoren. De Griekse bevolking stond uitgesproken vijandig tegenover de westerse heersers, die bovendien onderling verdeeld waren. De keizer van het Griekse deelrijk [[Keizerrijk Nicea|Nicea]], [[Michaël VIII Palaiologos|Michaël Palaeologus]], wist in 1261 de hoofdstad te heroveren. Het herstelde Byzantijnse Rijk bleef nog tot 1453 bestaan, maar was door deze gebeurtenissen ernstig verzwakt.
 
In 1212 vond de zogenaamde [[Kinderkruistocht]] plaats. Feitelijk zijn er zelfs meerdere 'kinderkruistochten' geweest, in Frankrijk en in het [[Rijnland (Duitsland)|Rijnland]]. De Franse kinderen trokken onder leiding van een herdersjongen naar [[Marseille]]. Volgens de gangbare versie van het verhaal werden zij vervolgens door kooplieden naar [[Alexandrië]] verscheept om daar op de slavenmarkt verkocht te worden. De Duitse kinderen trokken de Alpen over. In Rome aangekomen ontsloeg paus [[Paus Innocentius III|Innocentius III]] hen tenslotte van hun [[kruistochtgelofte]]. De historiciteit van deze gebeurtenissen staat overigens ter discussie.
 
[[Egypte (land)|Egypte]], dat geregeerd werd door de opvolgers van Saladin, was in deze tijd de sterkste islamitische macht. Daarom werd op het [[Vierde Lateraans Concilie]] in 1215 besloten dit land aan te vallen. Verschillende vorsten namen deel aan deze expeditie. Een belangrijke stad in de delta van de Nijl, [[Damietta|Damiate]], werd door de kruisvaarders veroverd. Sultan [[Al-Kamil]] was bereid om concessies te doen en bood zelfs aan [[Jeruzalem]] terug te geven. Men kwam tijdens de [[Vijfde Kruistocht]] (1213-1221) echter niet tot overeenstemming en het kruisvaardersleger werd korte tijd later verslagen.
 
Meer succes had [[keizer Frederik II]] tijdens de [[Zesde Kruistocht]] (1228-1229). Hij had in zijn jonge jaren de gelofte gedaan op kruistocht te gaan, maar leek niet de intentie te hebben deze gelofte na te komen. [[Paus Gregorius IX]] (1227-1241) had daarom een banvloek over hem uitgesproken. Frederik II kende [[Arabisch]] en door te onderhandelen met Al-Kamil slaagde hij erin Jeruzalem te verwerven. Daar werd hij tot [[Lijst van koningen van Jeruzalem|koning van Jeruzalem]] gekroond. De paus had principiële bezwaren tegen onderhandelingen met de ongelovigen en plaatste Jeruzalem onder het [[interdict]], zodat de mis er niet mocht worden opgedragen. In 1244 werd Jeruzalem weer door de moslims heroverd.
 
Koning [[Lodewijk IX van Frankrijk|Lodewijk IX de Heilige]] (1226-1270) ging zelfs tweemaal op kruistocht. Zoals bijna alle middeleeuwers hechtte hij geloof aan de verhalen over [[priester Johannes]], die geacht werd over een christelijk rijk in het Verre Oosten te regeren. Hij hoopte een bondgenootschap met deze christenvorst te sluiten en zond daarom [[Willem van Rubroeck|Willem van Roebroek]] in 1253 naar het Mongoolse hof te [[Karakorum]]. Kennelijk veronderstelde hij dat het [[Mongoolse Rijk]] het rijk van priester Johannes was. De paus zond ook een gezant, de franciscaan [[Johannes van Pian del Carpine]], naar het oosten. De reisverslagen van de gezanten zijn bewaard gebleven en zijn samen met het verslag van [[Marco Polo]] een belangrijke historische bron. De Mongoolse [[Grootkan]] was evenwel niet in samenwerking geïnteresseerd.
 
Tijdens de [[Zevende Kruistocht]] (1248-1254) werd wederom [[Damietta|Damiate]] in Egypte veroverd. Nadat Lodewijk de Heilige gevangen was genomen moest een losgeld van 800.000 [[Bezant (munt)|bezanten]] betaald worden.
 
De Mongolen maakten in 1258 een einde aan het [[kalief|kalifaat]] der [[Abbasiden|Abbassieden]]. Toen zij verder naar het westen trokken werden zij in 1260 verslagen door sultan [[Baibars]], die als leider van de [[mamelukken]] over [[Geschiedenis van Egypte|Egypte]] heerste.
 
In 1291 werd het laatste steunpunt van de kruisvaarders, [[Akko (stad)|Akko]], veroverd. Ook in de eeuwen hierna bleef in West-Europa het verlangen bestaan om het ''"[[Heilige Land]]"'' te bevrijden. Het gedicht ''"Vanden lande van oversee"'' van [[Jacob van Maerlant]] is hiervan slechts een voorbeeld uit een lange reeks traktaten die hiertoe opriepen.
 
Toen [[Constantinopel]] in 1396 door de [[Ottomaanse Rijk|Osmanen]] werd bedreigd, werd wederom een kruistocht georganiseerd. Het werd een groot fiasco; bij [[Slag bij Nicopolis|Nicopolis]] leed men een zware nederlaag en werd [[Jan zonder Vrees (hertog van Bourgondië)|Jan zonder Vrees]] gevangengenomen. Na de val van Constantinopel deed zijn zoon, [[Filips de Goede]], hertog van [[Hertogdom Bourgondië|Bourgondië]], de plechtige gelofte om op kruistocht de gaan. In zijn geval bleef het bij een voornemen. Ook hun nazaat [[keizer Karel V]] meende in het voetspoor van Godfried van Bouillon te treden toen hij in 1535 [[Tunis]] aanviel.
 
==== ''Reconquista'' ====
 
{{Zie hoofdartikel|Reconquista (Spanje)}}
In 711 was het Iberisch schiereiland veroverd door de [[Moren]]. In de Spaanse historiografie bestaat de traditie om de in 718 geleverde [[slag bij Covadonga]] in het [[Cantabrisch Gebergte]] te beschouwen als het begin van de ''Reconquista''. Na zijn overwinning werd [[Don Pelayo|Pelayo]] gekozen tot koning van [[Koninkrijk Asturië|Asturië]] in het noorden van Spanje. In [[Baskenland]] ontstond rondom [[Pamplona (Spanje)|Pamplona]] in diezelfde tijd een vergelijkbaar klein rijkje, [[Koninkrijk Navarra|Navarra]]. Van die eerste koninkrijkjes moet men zich niet al te veel voorstellen. De 'koningen' van Asturië en Navarra waren in werkelijkheid vooral rijke boeren die van hun kudden leefden en in tijden van oorlog optraden als [[guerrilla]]-aanvoerder. De Moren, met hun machtsbasis in de rijke en dichtbevolkte Zuid-Iberische steden, waren duidelijk niet geïnteresseerd in het arme en dunbevolkte bergachtige noorden, al hielden zij er nu en dan [[slavernij|slavenjachten]].
 
In de volgende eeuw echter breidden de koningen van Asturië hun gebied verder uit door [[Galicië (Spanje)|Galicië]] en [[León (provincie)|León]] te veroveren. Voortaan noemden zij zich koning van León en Asturië. Doordat sommige koningen hun rijk onder hun zonen verdeelden, ontstond een aantal christelijke staatjes. Dit waren: [[Kroon van Castilië|Castilië]] en [[Geschiedenis van Portugal|Portugal]] in het westen, [[Graafschap Barcelona|Barcelona]] en [[Koninkrijk Aragón|Aragon]] in het oosten.
 
Nadat er in de negende eeuw een skelet was opgegraven dat aan de [[Jakobus de Meerdere|heilige Jacobus]] werd toegeschreven, ontwikkelde [[Santiago de Compostella|Santiago de Compostela]] zich tot een van populairste [[bedevaart]]splaatsen van Europa. Kort voor 1000 werd het geplunderd door [[Grootvizier|vizier]] [[Almansor|Al-Mansoer]] van de [[Kalifaat Córdoba|kalief van Córdoba]].
 
In 1236 veroverde koning [[Ferdinand III van Castilië]] de belangrijke Moorse stad Córdoba met zijn bibliotheek van ca. 400.000 werken (waaronder veel toentertijd onbekend werk van de grote klassieke schrijvers als [[Aristoteles]]). Ter vergelijking: de grootste bibliotheek in West-Europa (Parijs) bevatte in het begin van de veertiende eeuw zo'n 2000 titels.<ref>''Science and Technology in World History: An Introduction'', McClellan & Dorn, 1999</ref>
 
=== Muziek ===
{{Zie hoofdartikel|Middeleeuwse muziek}}
De belangrijkste vernieuwing in de middeleeuwse muziek is de ontwikkeling van [[polyfonie]], de 'meerstemmigheid'.<br />
Ook werd geleidelijk een [[systeem (systeemtheorie)|systeem]] van [[muzieknotatie]] ontwikkeld, zodat de [[notenbalk]] ontstond. Met de muzieknotatie ontstond ook het beroep [[componist]].
 
De volgende stijlen kunnen worden onderscheiden: het [[Organum]] (elfde eeuw) en de [[Ars Antiqua]] (±1100 - ±1300).
 
== Late middeleeuwen: ± 1270 - ± 1500 ==
{{Zie hoofdartikel|Late middeleeuwen}}
[[Bestand:Battle of crecy froissart.jpg|thumb|De [[slag bij Crécy]] in de Honderdjarige Oorlog; vijftiende-eeuws manuscript van de Kronieken van [[Jean Froissart]]]]
De late middeleeuwen waren voor Europa een periode van crisis in velerlei opzicht. In de veertiende eeuw werd een serie [[misoogst]]en tussen 1315 en 1322 met [[Grote hongersnood van 1315-1317|grote hongersnood]] tot gevolg door de [[Zwarte Dood]] gevolgd tussen 1347 en 1351. Ook waren er enkele langdurige oorlogen als de [[Honderdjarige Oorlog]]. Ongeveer een derde van de bevolking kwam in deze periode om het leven en het herstel daarna kwam langzaam, zodat pas rond 1500 de bevolking weer op het niveau van 1300 lag. In tegenstelling tot de epidemieën van de tweede eeuw volgde deze keer echter geen donkere periode zoals met het aanbreken van de middeleeuwen het geval was geweest. Door de grote sterfte kwam er een gebrek aan landarbeiders en arbeidskrachten. Volgens sommige onderzoekers was dit een sterke stimulans om mechanische en arbeidsbesparende verbeteringen door te voeren in de landbouw en in de ambachten, zoals mijnbouw en [[metallurgie]]. Hiermee werd de weg bereid voor de [[Vroegmoderne tijd|Nieuwe Tijd]], tijdens welke de Europese ([[Westerse wereld|westerse]]) beschaving zich over de rest van de wereld zou verbreiden. Hoewel China in deze periode de grootste economie ter wereld was en leek te blijven, begon Europa met een sterk vernieuwde scheepvaart aan een door handel gedreven expansie die voor het eerst de gehele wereld bestreek.
 
Langzaam groeide het centraal gezag ten nadele van de kleine heren. Er ontwikkelden zich geleidelijk sterke monarchieën in [[Frankrijk tijdens de middeleeuwen|Frankrijk]] en [[Geschiedenis van Engeland|Engeland]] in wat {{aut|[[Norbert Elias|Elias]]}} het [[monopoliemechanisme]] noemde. Daarbij weten sterkere machten de zwakkere te onderwerpen zodat een centrale macht het [[geweldsmonopolie]] in handen krijgt en daarmee het [[belastingmonopolie]]. Tegelijkertijd vond een tegengestelde ontwikkeling plaats in Italië, de [[Lage Landen]] en het westen van Duitsland waar het centrale gezag vrijwel geheel verdween. De macht die de steden en [[burger]]s hadden, kende geen vergelijk in de wereld. Dit was mogelijk doordat vorsten de steden nodig hadden vanwege de belastingen. Vanaf de dertiende eeuw bleken [[piekenier]]s en [[Boogschieten|boogschutters]] in staat om [[Ridder (ruiter)|ridders]] te bedwingen, wat versterkt werd door de komst van [[veldartillerie]]. Er trad een [[commercialisering]] van de oorlogsvoering op, waarbij Milaan en Venetië het voortouw namen met het gebruik van [[Huursoldaat|huursoldaten]]. Het geld daarvoor moest worden opgebracht door steden die in ruil daarvoor [[Privilege (recht)|privileges]] afdwongen. Veel [[Italiaanse stadstaten|Italiaanse steden]] bleken met hun ''[[coniuratio]]'' in staat om hun [[Heer (feodalisme)|heer]] te verwerpen. Dit was een belangrijke stap waarmee stadsgemeenschappen ook politieke gemeenschappen werden. De resulterende [[stadsrechten]] waren een belangrijke aanzet tot de latere [[modernisering]] van de politiek.
 
Het [[Heilige Roomse Rijk]] was inmiddels een kieskoninkrijk geworden, hetgeen betekende dat de koning voortaan werd gekozen door zeven [[keurvorst]]en. Deze gaven er doorgaans de voorkeur aan het koningschap regelmatig van dynastie te laten wisselen. De eerste in deze reeks koningen was [[Rudolf I van het Heilige Roomse Rijk|Rudolf van Habsburg]] (1273-1291). Evenals al zijn opvolgers streefde hij er in de eerste plaats naar zijn ''[[Hausmacht]]'' uit te breiden.
 
=== Economie ===
Van groot belang was de vooruitgang in de landbouw. De zware keerploeg noodzaakte tot een span van wel acht ossen en aangezien kleine boeren niet zoveel ossen bezaten, moesten verschillende families samenwerken om het land te kunnen bewerken met deze nieuwe ploeg. De [[Span (dieren)|ploegspan]] is daarmee waarschijnlijk de basis geweest die de Europese samenleving in staat stelde om verbanden aan te gaan die niet familiegebonden waren. Waar in andere gebieden vertrouwen vaak gebaseerd was op familiebanden, ging men in Europa relatief gemakkelijk ondernemingen aan met medeburgers die geen familie waren. Het aantal mogelijke samenwerkingscombinaties nam daarmee sterk toe en zo ook de mogelijkheden van [[risicodeling]]. Privé-initiatieven konden daarmee sterk toenemen in grootte en aantal en grote projecten waren niet meer beperkt tot de staat of vermogende aristocraten. Dit kwam vooral tot uiting in de [[Scheepsbouw|scheeps-]] en [[mijnbouw]].
 
Drie tot vier eeuwen na [[China]] ontstond dan ook in Europa een [[markteconomie]] zonder dat daarbij de staat echter een dominerende rol had. Handelaren en bankiers konden zelfs in enkele stadstaten de macht naar zich toe trekken. Een proces van economische, sociale en technologische veranderingen zocht zijn weg naar waar het politieke klimaat het toeliet en waar zij niet gehinderd werden door kerkelijke of politieke overheden.
 
Regeringen waren vanaf dan niet alleen aangewezen op ondernemers op het vlak van scheeps- en mijnbouw, maar ook bij [[geschut]]sgieterijen. Een lagere prijs bedingen betekende dat fabrikanten op zoek gingen naar afnemers die bereid waren meer te betalen. Hetzelfde gold voor [[compagnie (bataljon)|compagnie]]ën huursoldaten die zich voor de beste prijs verhuurden. Nieuwe technieken konden zich zo snel verspreiden. Aanvankelijk waren dit vooral aanpassingen van Byzantijnse, islamitische en Chinese uitvindingen, maar meer en meer kwamen daar eigen vindingen bij.
 
Vooruitgang kwam met een prijs. Er kwam niet alleen meer rijkdom, maar ook meer armoede. De [[sociale ongelijkheid]] nam niet alleen toe in die delen van Europa waar de welvaart het snelst toenam, maar ook in de randgebieden. In de [[Baltische staten|Baltische landen]] ontstond een [[Plantage-economie|quasiplantage-economie]] waarbij boeren hun vrijheid verloren. Het gebrek aan stabiliteit bracht ook vele oorlogen.
 
=== Onderwijs en wetenschap ===
De vernieuwingen vonden geen bodem op de [[middeleeuwse universiteit]]en. Deze instituten zouden uiteindelijk wel uitgroeien tot plaatsen van oorspronkelijk onderzoek, maar in deze periode overheerste het [[rationalisme]] waarbij de inzichten van het [[Logica|logisch redeneren]] niet geverifieerd werden met systematische experimenten. [[Aristoteles]] domineerde de ''[[Zeven vrije kunsten|artes liberales]]'', de vrije kundigheden die naast geneeskunde, recht en theologie gedoceerd werden.
 
Nadat het Latijn van [[Marcus Tullius Cicero|Cicero]] door de [[Renaissance-humanisme|humanisten]] tot norm was verheven, nam de invloed van andere Griekse filosofen, waarvan het gedachtegoed door Cicero was nagevolgd, toe. In [[Florence (stad)|Florence]] ontstond een academie waar de filosofie van [[Plato]] werd onderwezen. [[Marsilio Ficino]] en [[Giovanni Pico della Mirandola|Pico della Mirandola]] hielden zich bezig met allerlei wijsgerige systemen, waaronder de leer van [[Hermes Trismegistus]], de joodse [[kabbala]] en [[Westerse astrologie|astrologie]], waar in deze tijd in geheel Europa grote belangstelling voor bestond.
 
De [[logica]] van Aristoteles botste op bepaalde vlakken met het geloof, wat aan het einde van de dertiende eeuw een intellectuele crisis tot gevolg had die tot uiting kwam in de [[universaliënstrijd]]. [[Willem van Ockham|Ockham]] durfde hierbij uiteindelijk het [[Nominalisme|nominalistische]] standpunt te onderbouwen dat [[Idee (filosofie)|idee]]ën geen objectief bestaan hebben buiten de mens. Hiermee veranderde de kijk op wetenschap revolutionair wat navolging vond in de ''[[via moderna]]'', een richting die gedoceerd werd tegenover de ''[[via antiqua]]'' waarin men bleef vasthouden aan het [[Realisme (filosofie)|gematigd realisme]].
 
Vindingen als het [[Klok (tijd)|mechanische uurwerk]], [[geografische coördinaten]], [[muzieknotatie]] en het [[dubbel boekhouden]] maakten het mogelijk om ervaringen te [[Conceptueel kader|kaderen]]. Dit maakte niet alleen een efficiënter gebruik van tijd en geld mogelijk, maar ook een vergelijking met de tot dan heersende ideeën op filosofisch en religieus gebied. Hoewel men in de vijftiende eeuw Aristoteles steeds meer ging verlaten, bleef het [[scholastiek]]e rationalisme tot in de achttiende eeuw de universiteiten beheersen. De [[wetenschappelijke revolutie]] moest wachten tot de zeventiende eeuw. Deze kloof tussen techniek en wetenschap leidde dan ook wel tot de verzuchting dat je in één dag meer kon leren van de Portugezen dan in honderd jaar van de Grieken en Romeinen. Veranderingen zouden uiteindelijk niet door de universiteiten in gang worden gezet, maar door de ''[[studia humanitatis]]'' die voet aan de grond kreeg op de [[Latijnse school|Latijnse scholen]]. Hoewel het [[Renaissance-humanisme|humanisme]] zelf niet veel aanhang kreeg, zou de nadruk die hierin op praktische toepasbaarheid van een opleiding van groot belang zijn. Groot belang werd er gehecht aan hoge publieke moraal en daarmee aan de werken van [[Marcus Tullius Cicero|Cicero]]. Met een hernieuwde belangstelling voor het [[klassiek Latijn]] kwamen auteurs uit de [[Heidendom|heidense]] oudheid beschikbaar waarvan de kennis kon worden toegevoegd aan de christelijke kennis. Met de komst van de [[boekdrukkunst]] in Europa kon deze kennis zich sneller verspreiden.
 
==== Boekdrukkunst ====
De ontwikkeling van de [[boekdrukkunst]] zou een van de belangrijkste uitvindingen in de wereldgeschiedenis blijken te zijn. Het merendeel van de gedrukte teksten waren in eerste instantie bijbels, devote literatuur en [[Hagiografie|heiligenlevens]], maar de resulterende [[democratisering van kennis]] maakte na de middeleeuwen ook de [[wetenschappelijke revolutie]] mogelijk en versnelde onder meer de [[Reformatie]] en de [[Verlichting (stroming)|Verlichting]]. Zo konden er tussen 1517 en 1520 300.000 exemplaren van het werk van [[Maarten Luther|Luther]] verspreid worden door Europa.
 
In het begin van de vijftiende eeuw werden zogenaamde '[[Blokdruk|blokboeken]]' gemaakt. Tekst en afbeeldingen werden in hout uitgesneden, waarna ze handmatig konden worden afgedrukt. Een kalenderblad voor het jaar 1448, gezet met loden letters, is bewaard gebleven. Het zou het werk kunnen zijn van [[Johannes Gutenberg]], [[drukker]] te [[Mainz]], die in 1455 of 1456 de beroemde [[Gutenbergbijbel]] vervaardigde. Voor de traditie om deze uitvinding toe te schrijven aan [[Laurens Janszoon Coster]] ontbreekt ieder bewijs. De enige bron hiervoor is een verhaal van [[Hadrianus Junius]], een eeuw later. Wel zijn er oude [[incunabel]]en bewaard gebleven die vermoedelijk in de Nederlanden gedrukt zijn.
 
=== Kunst en cultuur ===
[[Bestand:Dante-alighieri.jpg|thumb|Oudste portret van [[Dante Alighieri]].]]
De Florentijn [[Dante Alighieri]] (1265-1321) kan met recht beschouwd worden als de grootste middeleeuwse schrijver. In zijn jeugdwerk [[Vita Nuova|La vita nuova]] (''Het nieuwe leven''), een reeks gedichten verbonden door prozateksten, bezong hij zijn liefde voor [[Beatrice Portinari|Beatrice]]. Het hoogtepunt van zijn oeuvre was het meesterwerk [[De goddelijke komedie|Divina Commedia]] (''Goddelijke comedie''), een beschrijving van een reis door [[Hel (geloofsconcept)|hel]], [[vagevuur]] en [[hemel]]. Op deze reis wordt de dichter aanvankelijk vergezeld door de Romeinse dichter [[Vergilius]], later door Beatrice. Dante schreef ook werken in het [[Latijn]], waaronder ''[[De Monarchia]]'', waarin hij het middeleeuwse keizerschap verheerlijkte.
 
Een generatie later bezong [[Francesco Petrarca|Petrarca]] zijn liefde voor Laura in een reeks Italiaanse sonnetten, de ''[[Il Canzoniere]]'' (originele titel ''Rerum vulgarium fragmenta.'' Hij volgde hiermee zowel Dante als de [[troubadour]]s na.
 
Ondanks een afname van de bevolking bezocht een groter aantal studenten dan voorheen de [[Middeleeuwse universiteit|universiteiten]]. Dankzij het werk van [[François Villon]] (1431-na 1463) is er een goed beeld van de levensomstandigheden daar. In de traditie van de [[vagant]]en dichtte hij ''[[Le Lais (Villon)|Le Lais]]'' (''Legaten'') en ''[[Le Testament (Villon)|Le Testament]]''. Villon schreef echter in het [[Frans]] en gebruikte ook nieuwe versvormen, de [[Ballade (dichtvorm)|ballade]] en het [[Rondo (dicht- en muziekvorm)|rondeel]]. Opvallend aan zijn poëzie is zijn pessimistische en ironische toon.
 
[[Baldassare Castiglione|Castiglione]] schreef voor de elite van deze tijd een handboek der wellevendheid: ''"[[Il libro del Cortegiano|Il Cortegiano]]"'' (''De hoveling''). Zijn idealen werden aan de renaissancehoven in praktijk gebracht.
 
==== Beeldende kunsten ====
===== Noordelijk Europa =====
[[Bestand:Dijon mosesbrunnen2.jpg|thumb|De Mozesput van [[Claus Sluter]] in het klooster van Champmol nabij [[Dijon]].]]
In het noorden ontwikkelde zich geen nieuwe bouwstijl, maar werd de [[gotiek]] voortgezet. Het aantal decoratieve elementen nam toe. De drang tot imponeren leidde tot het bouwen van steeds hogere torens en grotere kerken. Een voorbeeld hiervan is de [[kathedraal van Beauvais]], die dan ook onvoltooid bleef. Ook wereldlijke gebouwen, kastelen en paleizen, werden meer en meer een middel om de macht van hun bewoners tentoon te spreiden. Dit is duidelijk te zien aan het ''[[Pausenpaleis (Avignon)|palais des papes]]'' te [[Avignon]] en het [[Paleis van de hertogen van Bourgondië|hertogelijk paleis]] te [[Dijon]]. Ook rijke patriciërs zoals [[Jacques Cœur]] maakten van hun woning een imposant gebouw.
 
De steden bouwden naast [[ringmuur|ringmuren]] en [[poortgebouw]]en, die dienden ter verdediging, ook grote openbare gebouwen als teken van hun rijkdom. Een voorbeeld hiervan is de [[Lakenhalle van Ieper|lakenhal te Ieper]]. Veel van dergelijke gebouwen werden bovendien nog verfraaid met een zogenaamde [[Belforten in België en Frankrijk|belfort]], een hoge toren.
 
Het is niet verwonderlijk dat in de kunsten de [[dood]] steeds terugkeerde als thema. Wie het kon betalen besteedde grote aandacht aan grafmonumenten. [[Filips de Stoute]], hertog van Bourgondië, schonk grote sommen geld aan het door hem gestichte klooster [[Champmol]] bij Dijon om hier zijn [[mausoleum]] te laten verrijzen. Het klooster is verwoest, maar de "[[Mozesput]]", met beeldhouwwerk van [[Claus Sluter]], is bewaard gebleven.
 
In de late middeleeuwen ontstond ook onder leken de gewoonte om dagelijks een verkorte vorm van het [[Getijdengebed|koorgebed]] te bidden namelijk het [[Kleine Officie van Onze Lieve Vrouw]]. Hierdoor ontstond er vraag naar zogenaamde [[getijdenboek]]en, die voor welgestelde afnemers werden verlucht met schitterende [[Boekverluchting#Miniaturen|miniaturen]]. Een hoogtepunt van deze kunst zijn "[[Très Riches Heures du Duc de Berry]]", gemaakt voor een broer van de Franse koning door de [[gebroeders Van Limburg]]. Het getijdenboek van Turijn, vervaardigd door de gebroeders [[Jan van Eyck]], is echter verloren gegaan.
 
De uitvinding van de [[olieverf]] stimuleerde de [[paneelschilderkunst]]. Kleuren bleven beter houdbaar en behielden hun stralende helderheid. Opdrachtgevers waren de Kerk, vorsten en ook rijke burgers. Gewoonlijk werden de schilderingen geplaatst in een kerk. De opdrachtgevers lieten zichzelf op zijpanelen afbeelden, zodat een [[Triptiek (schilderij)|triptiek]] ontstond.
 
Een voorbeeld van een polyptiek is het schitterende Gentse altaarstuk, de "[[Het Lam Gods (Gebroeders van Eyck)|Aanbidding van het Lam Gods]]", in opdracht van [[Joos Vijd]] geschilderd door Jan en Hubert van Eyck. [[Jan van Eyck]], de meester onder de [[Vlaamse Primitieven|Vlaamse primitieven]], schilderde ook portretten, onder andere het [[Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw]].
 
Zowel het prachtlievende Bourgondische hof als de rijke Zuid-Nederlandse steden verstrekten in de vijftiende eeuw veel opdrachten, hetgeen veel kunstenaars aantrok. Tot de Vlaamse meesters behoren [[Rogier van der Weyden]], [[Dirk Bouts|Dirc Bouts]] en de in Duitsland geboren [[Hans Memling]].
 
===== Italië =====
[[Bestand:Basilika des hl. Antonius.JPG|thumb|De kerk van [[Antonius van Padua|Sint-Antonius]] te [[Padua (stad)|Padua]].]]
 
De gotiek heeft in Italië nauwelijks navolging gevonden. Byzantijnse invloeden deden zich daarentegen tot laat in de middeleeuwen gelden. Een voorbeeld hiervan is de dertiende-eeuwse kerk van [[Antonius van Padua|Sint-Antonius]] te [[Padua (stad)|Padua]], waarvan de koepels de [[Basiliek van San Marco (Venetië)|San Marco]]-basiliek te [[Venetië (stad)|Venetië]] imiteren. In de volgende eeuwen werden in toenemende mate Romeinse bouwelementen, zoals ronde bogen of een centrale koepel, toegepast. Een voorbeeld hiervan is de door [[Filippo Brunelleschi|Brunelleschi]] gebouwde [[Santa Maria del Fiore]] te [[Florence (stad)|Florence]]. In [[Rimini (stad)|Rimini]] werd zelfs een kopie van een Romeinse tempel gebouwd, de ''"[[Tempio Malatestiano]]"''.
 
[[Leone Battista Alberti]] schreef in de vijftiende eeuw een verhandeling over deze nieuwe, klassiek geïnspireerde architectuur: ''[[De re edificatoria]]''.
 
Ook beeldhouwers lieten zich door de klassieken inspireren en begonnen opnieuw vrijstaande beelden te vervaardigden. [[Donatello]] maakte rond 1450 het eerste ruiterstandbeeld van na de oudheid: een beeld van generaal [[Gattamelata]] in Padua.
 
In de veertiende en vijftiende eeuw waren het vooral de schilders die in Italië nieuwe wegen insloegen. Een voorloper van hen was de Florentijnse schilder [[Giotto di Bondone|Giotto]] (± 1267-1337). De schilders slaagden erin [[Lijnperspectief|perspectief]] en het verschil tussen licht en donker steeds realistischer weer te geven. Ook nam de kennis van de menselijke [[anatomie]] toe. Dit is bijvoorbeeld duidelijk zichtbaar in het werk van [[Tommaso Masaccio|Masaccio]] (1401-1428). Gaandeweg nam ook de expressiviteit van de afgebeelde personen toe.
 
Een hoogtepunt waren de mythologische en allegorische voorstellingen van [[Sandro Botticelli]] (1445-1510) met een tot dan toe ongekende kleurenpracht.
 
Het bestaan van meerdere schitterende renaissancehoven, die alle regelmatig opdrachten verstrekten, droeg aan de spectaculaire opbloei van de beeldende kunsten bij.
 
De kunsthistoricus [[Giorgio Vasari|Vasari]] introduceerde rond 1550 in zijn [[Le Vite]] de term ''rinascità'' (wedergeboorte) om de breuk met de middeleeuwse traditie in de kunsten aan te duiden. Uit dit woord ''rinascità'' ontstond ons begrip 'Renaissance', oorspronkelijk dus een stijlperiode in de kunstgeschiedenis, als naam voor deze overgangsperiode tussen middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Onder invloed van de Zwitserse historicus [[Jacob Burckhardt|Burckhardt]] hebben historici het verschil tussen middeleeuwen en Renaissance sterk benadrukt en als een radicale breuk in de historische ontwikkeling voorgesteld. Inmiddels is het besef gegroeid dat er veeleer sprake was van een geleidelijke overgang.
 
==== Muziek ====
In de muziek kunnen de volgende stijlen worden onderscheiden: de [[Ars nova (polyfonie)|Ars nova]] (~1300 - 1450), het [[Trecento]] (Italiaanse muziek uit de veertiende eeuw) en de [[Ars Subtilior]] (~1425 - 1450).
 
Op de drempel van middeleeuwen en Nieuwe Tijd ontstond het oeuvre van [[Josquin Des Prez]] (~1450-1521), een van de befaamdste componisten van die periode. Schrijvers als [[Baldassare Castiglione]] en [[Maarten Luther]] schreven lovend over zijn reputatie en roem; theoretici zoals Heinrich Glarean en Gioseffo Zarlino beschouwden zijn stijl als nagenoeg perfect.<ref>Sherr, Richard: ''The Josquin companion'', Oxford University Press, 2000</ref>
 
==== Humanisme ====
[[Bestand:Petrarch by Bargilla.jpg|thumb|[[Francesco Petrarca]].]]
De term 'humanisme' is afgeleid van het Latijnse woord ''humanitas'' (menselijkheid); bovendien gebruikten Italiaanse geleerden en litterati in de veertiende en vijftiende eeuw ook zelf al het woord humanisten. De term 'humanisme' is echter pas in de negentiende eeuw ingevoerd.
 
Gedurende de gehele middeleeuwen was Latijn de taal van de Kerk en van de wetenschap. Het [[middeleeuws Latijn]] week echter zowel in grammatica als in vocabulaire af van dat uit de Oudheid.
 
De Italiaanse humanisten waren zich van dit verschil sterk bewust en meenden dat het intellectuele leven hierdoor tot stilstand was gekomen. Zij hoopten door de taal van [[Marcus Tullius Cicero|Cicero]], [[Livius]] en [[Vergilius]] na te volgen een culturele opleving te bewerkstelligen. Daarom gingen zij naarstig op zoek naar oude manuscripten en herleefde ook de belangstelling voor het Grieks. Dankzij enkele Byzantijnse geleerden ontstonden er scholen en universiteiten waar ook Grieks werd onderwezen.
 
Baanbrekend was het werk van [[Francesco Petrarca]] (1304-1374), die met recht als de eerste [[Renaissance-humanisme|humanist]] beschouwd wordt. Hij bezat weliswaar een handschrift van de [[Ilias]] en [[Odyssee]], maar kon het Grieks niet lezen.
 
Zijn tijdgenoot [[Giovanni Boccaccio|Boccaccio]], een andere vroege humanist, beheerste naast het klassieke Latijn het [[Oudgrieks]] al wel. Desondanks dankt hij zijn roem tegenwoordig vooral aan de novellebundel [[Decamerone]], geschreven in het [[Italiaans (taal)|Italiaans]].
 
Hoewel de humanisten zelf zeer trots waren op hun in perfect Latijn geschreven werken, wordt hun enthousiasme heden ten dage ook door classici zelden gedeeld.
 
In Duitsland en de [[Lage Landen (staatkunde)|Nederlanden]] ontwikkelde zich in de vijftiende eeuw een bijbels humanisme; dit propageerde een persoonlijker geloofsbeleving dan tot dusverre gebruikelijk was.<ref>''De Republiek 1477-1806'' (p. 45), [[Jonathan Israel|J.I. Israel]], Franeker, 1996</ref> Deventer was het centrum van de '[[Moderne Devotie]]', waarvan [[Geert Grote]], opmerkelijk genoeg een leek, de grondlegger was. Het bijbels humanisme bestudeerde vooral de bronnen van het christendom, waaronder de teksten van de kerkvaders [[Augustinus van Hippo|Augustinus]] en [[Hiëronymus van Stridon|Hiëronymus]].
 
De theoloog [[Nicolaus Cusanus|Nicolaas van Kues]] (Cusanus, 1401-1464) wordt als de eerste Bijbelse humanist beschouwd. Hij probeerde de filosofie van [[Aristoteles]] met die van [[Plato (filosoof)|Plato]] te verenigen. Daarnaast verzamelde hij handschriften. Invloedrijke humanisten waren verder de Groningers [[Wessel Gansfort]] (1419-1489) en [[Rudolf Agricola]] (1443-1485). De belangrijkste van hen is uiteraard [[Desiderius Erasmus]] van Rotterdam (ca. 1466-1536). Hoewel vermaard om zijn eigen literair Latijn maakte hij de uitwassen van het humanisme belachelijk in zijn werk ''"[[Ciceronianus]]"''. Zowel Gansfort, Agricola als Erasmus maakten reizen naar Italië.
 
Deze noordelijke humanisten schreven niet alleen in een soepel en foutloos Latijn, maar maakten ook een studie van het klassiek [[Grieks]] en [[Hebreeuws]]. Zij gingen ertoe over om de [[Bijbel (christendom)|Bijbel]] in zijn oorspronkelijke talen te bestuderen. Aldus baanden zij, vermoedelijk onbedoeld, de weg naar de [[Reformatie]].
 
=== Voeding ===
Omdat het water in de meeste middeleeuwse steden niet schoon was, dronk men bier dat in huis werd gebrouwen. De verkoop van de [[gruit]], gemalen heidekruiden (vooral [[wilde gagel]]), was een monopolie van de landsheer. Vanaf de dertiende eeuw werd zwaarder [[hoppenbier]], dat beter houdbaar is, geproduceerd in [[Hamburg]] en andere Duitse steden en vervolgens geëxporteerd.
 
Kort voor 1400 ging men ertoe over [[Haring (vis)|haring]] aan boord te [[haring kaken|kaken]], wat de houdbaarheid van de vangst vergrootte. Hierdoor konden Vlaamse en Hollandse [[Buis (schip)|haringbuizen]] voortaan concurreren met de visvangst bij [[Skåne]] en werd de hegemonie van de Hanze langzaam gebroken.
 
== Belangrijke uitvindingen in de middeleeuwen ==
[[Bestand:Ghent cannon.jpg|thumb|De [[Dulle Griet (kanon)|Dulle Griet]], een [[bombarde (wapen)|bombarde]] uit 1431.]]
Vaak worden de middeleeuwen gezien als een periode van achteruitgang en stagnatie vergeleken met de [[Oudheid]]. Dit is niet helemaal waar, want de Romeinen berichtten zelf dat de technische vaardigheden, vooral [[metaalbewerking]] van de Germanen en andere 'barbaren' op zijn minst gelijkwaardig waren aan die van hen. [[archeologie|Archeologische vondsten]] tonen dit ook aan. Deze vaardigheden bleven na de val van het Romeinse Rijk op zijn minst behouden.
De Romeinen waren wel veel beter in [[organisatie|organiseren]] en samenwerken dan de binnenvallende barbaren. De [[wetenschap in de middeleeuwen]] bouwde verder op de Griekse [[filosofie]] en [[wetenschap]]. Gedurende deze periode werden wel belangrijke praktische uitvindingen gedaan en vele reeds bestaande ideeën werden verbeterd. Hiermee werden belangrijke stappen gezet naar onze moderne wereld. Enkele voorbeelden:
* door de verbeterde zware [[ploeg (werktuig)|ploeg]] met wielen kon de moeilijk bewerkbare maar vruchtbare vette grond van West-Europa eindelijk ontgonnen worden, wat de voedselproductie enorm verbeterde.
* het [[Halster (paard)|paardenhalster]] was een belangrijke verbetering ten opzichte van de strop, zodat paarden als effectievere trekkrachten gebruikt konden worden;
* de [[Stijgbeugel (voetsteun)|stijgbeugel]] was belangrijk voor de verdere ontwikkeling van een efficiënte [[cavalerie]], omdat een ruiter hiermee veel steviger in het zadel zit. Deze werd in Europa rond 600 voor het eerst in Zweden gesignaleerd, maar is vermoedelijk een Chinese uitvinding uit de vierde eeuw v.Chr.;
* de [[Gotiek|gotische bouwstijl]] met ranke spitsbogen en luchtsteunberen waardoor lichte en toch hoge bouwwerken zoals kathedralen opgetrokken konden worden was technisch gezien superieur aan de Romeins-Griekse bouwtechnieken met zware massieve muren en pilaren;
* 8e eeuw: de [[zandloper]]
* eind 10e eeuw: de [[klok (tijd)|mechanische klok]]
* in de hoge en late middeleeuwen werden ook de eerste [[vuurwapen]]s, zoals het [[Kanon (geschut)|kanon]], in gebruik genomen;
* samen met verbeterde [[tactiek|tactische]] en [[militaire strategie|strategische]] oorlogvoering betekende dit het definitieve overwicht van Europa over de [[Nomade|nomadische]] steppevolkeren die zo vaak het continent binnengevallen waren;
* eind twaalfde eeuw werd de [[standerdmolen]] ontwikkeld;
* de [[kogge]] werd rond 1200 ontwikkeld uit de [[knarr]] van de [[Vikingen]]; het was een vrachtschip dat ook buiten de relatief kalme Middellandse Zee zeewaardig was en heeft een rol gespeeld bij de opkomst van de [[Hanze]] in Noordwest-Europa;
* het [[watermerk]] (1282)
* de [[bril]] (1285);
* de [[olieverf]]
* voor de snelle verspreiding van [[kennis]], nieuwe ideeën en [[wetenschap|wetenschappelijke ontdekkingen]] is de [[boekdrukkunst]] in het midden van de vijftiende eeuw van het allergrootste belang geweest en heeft dan ook bijgedragen aan het aanbreken van de [[Vroegmoderne Tijd]].
 
== Belangrijke personen ==
{|
| valign="top" |
* <i><b>Vroege middeleeuwen (voor 950)</b></i>
* [[Augustinus van Hippo|Augustinus]]
* [[Atilla]]
* [[Theodorik de Grote]]
* [[Boëthius]]
* [[Justinianus I]]
* [[Clovis I]]
* [[Paus Gregorius I]]
* [[Raedwald]]
* [[Mohammed]]
* [[Herakleios]]
* [[Beda Venerabilis]]
* [[Bonifatius (heilige)|Bonifatius]]
* [[Karel Martel]]
* [[Haroen ar-Rashid]]
* [[Karel de Grote]]
* [[Boudewijn I van Vlaanderen]]
* [[Alfred de Grote]]
* [[Cyrillus van Saloniki|Cyrillus]] en [[Methodius]]
* [[Romanos I Lekapenos]]
| valign="top" |
* <i><b>Hoge middeleeuwen (950-1270)</b></i>
* [[Majolus]]
* [[Otto I de Grote]]
* [[Mieszko I]]
* [[Stefanus I van Hongarije]]
* [[Guido van Arezzo]]
* [[Knoet de Grote]]
* [[Robert Guiscard]]
* [[Paus Gregorius VII]]
* [[Willem de Veroveraar]]
* [[Bernard van Clairvaux]]
* [[Hildegard van Bingen]]
* [[Enrico Dandolo]]
* [[Frederik I van Hohenstaufen|Frederik Barbarossa]]
* [[Saladin]]
* [[Chrétien de Troyes]]
* [[Alfons VIII van Castilië]]
* [[Richard Leeuwenhart]]
* [[Innocentius III]]
* [[Filips II van Frankrijk]]
* [[Dominicus Guzman]]
* [[Snorri Sturluson]]
* [[Franciscus van Assisi]]
* [[Keizer Frederik II]]
* [[Lodewijk IX van Frankrijk|Lodewijk IX de Heilige]]
* [[Roger Bacon]]
* [[Albertus Magnus]]
* [[Thomas van Aquino]]
| valign="top" |
* <i><b>Late middeleeuwen (na 1270)</b></i>
* [[Bonifatius VIII]]
* [[Marco Polo]]
* [[Willem van Ockham]]
* [[Geert Grote]]
* [[Dante Alighieri]]
* [[Giovanni Boccaccio|Boccaccio]]
* [[Francesco Petrarca]]
* [[Ibn Khaldun]]
* [[Christine de Pisan]]
* [[Johannes Hus]]
* [[Thomas a Kempis]]
* [[Cosimo de' Medici de Oude|Cosimo de Medici]]
* [[Hendrik de Zeevaarder]]
* [[Filips de Goede]]
* [[Johannes Gutenberg]]
* [[Jeanne d'Arc]]
* [[Mehmet II]]
* [[Josquin Des Prez]]
 
|}
 
== Bibliografie ==
* [[Wim Blockmans|Blockmans, W.]] en [[Peter Hoppenbrouwers|Hoppenbrouwers, P.]] (2002): ''Eeuwen des onderscheids. Een geschiedenis van middeleeuws Europa'', Amsterdam: Prometheus
* [[Johan Huizinga|Huizinga, J.]] (1919): ''[[Herfsttij der Middeleeuwen]]'', Groningen: Wolters-Noordhoff
* [[Huub Jansen|Jansen, H.P.H.]] (1978): ''Geschiedenis van de Middeleeuwen'', Utrecht/Antwerpen: Uitgeverij Het Spectrum
* Jones, T. (2004): ''Medieval Lives'', Londen: BBC Books
* [[Lyon Sprague de Camp|Sprague de Camp, L.]] (1963): ''The ancient engineers'', New York, N.Y.: Doubleday
* Tang, F. (2012): ''Een kleine geschiedenis van de Middeleeuwen'', Amsterdam: Bert Bakker
{{Zie ook|Voor een uitgebreide lijst van aanbevolen literatuur: [[bibliografie van de geschiedenis van de middeleeuwen]]}}
 
== Zie ook ==
* [[De Nederlanden in de middeleeuwen]]
* [[Middeleeuwen in India]]
* [[Middeleeuwse muziek]]
* [[Middeleeuwse oorlogsvoering]]
* [[Wetenschap in de middeleeuwen]]
 
{{Appendix|2=
'''Voetnoten'''
{{References}}
}}
{{Commonscat|Middle Ages}}
{{Woordenboek}}
 
[[Categorie:Middeleeuwen| ]]