Schots-Gaelisch: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
E Kolk95 (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 18:
[[Bestand:Mallaig sign.jpg|thumb|Bord in [[Mallaig]]]]
'''Schots-Gaelisch''' of, in de taal zelf: ''Gàidhlig'', is een [[Goidelisch]]e taal die wordt gesproken door de [[Gaels]], een [[Kelten|Keltische]] stam in de [[Schotse Hooglanden]] en wordt nog slechts door zo’n 60.000 mensen beheerst. De [[Goidelisch]]e taal was al eerder in de [[3e eeuw|3e]] eeuw vanuit [[Ierland (eiland)|Ierland]] naar [[Schotland]] gebracht en werd ook ''Highland-Gaelic'' genoemd omdat het oosten en zuiden van Schotland door de Angelsaksische invasies in de vroege Middeleeuwen gekoloniseerd werden door met name de Angelen en ook de Schotten daar sindsdien hun taal, later het Engels, gingen spreken. In de Hooglanden en op de eilanden bleef de Schots-Gaelisch de meest gebruikte taal. De status van de taal ging achteruit na de unie van de Schotse en Engelse koninkrijken en definitief na de mislukte [[Jacobitisme (politiek)|Jacobitische Rebellie]] in 1745. Na de slag bij Culloden in 1746 verloren de Schotse kroonpretendenten hun laatste rechten op de troon en werden hun aanhangers, met name de adel (clanhoofden) in de Hooglanden, ontrecht met het confisqueren van hun grondbezit. De nieuwe Engelse wetten kenden geen gemeenschappelijke grondbezit zoals dat van clans van de Hooglanders en hun land kwam in handen van koningsgetrouwe en Engelse adel, die honderd jaar later besloot om de onrendabele kleinschalige en bodemintensieve landbouweconomie te saneren. Hongersnoden motiveerden een drastische ingreep met wat heette de 'clearing of the Highlands'. Tienduizenden Hooglanders werden vaak met politiegeweld uit hun huizen gezet, hun dorpen werden platgebrand om hun terugkeer onmogelijk te maken en zij werden als armlastigen gedeporteerd naar de Engelse kolonies, o.a. naar de Canadese provincie [[Nova Scotia]]. In hun plaats kwamen uit de Lowlands - Engelstalige - schapenboeren met een bodemextensieve bedrijfsvoering. Per saldo was dit een ontvolking en een aantal 'glens' werden 'mensenleeg' gemaakt. Dit betekende in feite het elimineren van het gemeenschapsleven waarop de Schotse taal eeuwenlang had berust.
In 1841 werden 45.738 ééntalige sprekers van het Schots-Gaelisch geregistreerd. In 1911 waren er nog 18.400 eentaligen. In 1971 477. Het aantal tweetaligen in dat laatste jaar werd op 49.000 vastgesteld. Het gehele gebied van de Highlands (op de bijgevoegde kaart is dat het gebied met in 2011 > 2% sprekers van Schots-Gaelisch) van Inverness tot Dundee in het oosten en van Dundee tot Glasgow in het zuiden, was in 1891 nog steeds dominant, d.w.z voor meer dan 50%, Schots-Gaelischtalig. In 1931 zijn alle landinwaarts gelegen Hooglandendistricten dominant Engelstalig geworden. Alleen de onmiddellijk aan de kust gelegen westelijke districten en de eilanden hebben dan nog een meerderheid aan Schots-Gaelischsprekers. In 2001 komen op het vastland''vasteland'' geen gebieden meer voor met meer dan 50% sprekers van de taal. Dat is dan alleen nog het geval op de [[Buiten-Hebriden]] ('na h-Eileanan an Iar') en op het eiland [[Skye]].
Het ''onbeschaafde'' imago van het Schots-Gaelisch is een stigma dat tot op heden bleef voortbestaan.<ref>Bron: K. MacKinnon, Gaelic in Scotland 1971, Hatfield Polytechnic 1978</ref>
Bron: K. MacKinnon, Gaelic in Scotland 1971, Hatfield Polytechnic 1978.
 
== Kenmerken ==