Geschiedenis van de stad Utrecht: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Ivm naamswijziging onderliggend artikel
Regel 96:
[[Willem III van Oranje|Willem III]] aanbeval. De [[stadsmuur|stadsmuren]] waren verwaarloosd en overwoekerd. De Staatse troepen trokken zich terug uit hun kampement aan de [[Daalsedijk]] en verdwenen achter de [[Oude Hollandse Waterlinie|Hollandse waterlinie]], zodat de stad zich overgaf aan de Franse markies De Rochefort, die op [[13 juni]] 1672 de sleutels op het stadhuis ontving. Een paar dagen later kwam [[Lodewijk XIV van Frankrijk|Lodewijk XIV]] langs. Een deel van de elite had de stad verlaten, burgemeester [[Johan van Nellesteyn]] was gevlucht naar Amsterdam, maar de [[vroedschap]] bleef aan. Duizenden soldaten werden ingekwartierd en de stad moest geld en natura leveren, terwijl het economisch toch al niet goed ging: voedselprijzen stegen. Tot ergernis van de hervormden werd de [[Dom van Utrecht|Dom]] ingericht als [[Rooms-katholieke Kerk|katholieke kerk]] en verscheen er een [[processie]] in de straten. Op [[13 november]] [[1673]] vertrokken de Fransen, na een heffing van [[Nederlandse gulden|fl]] 450.000 om plunderingen te voorkomen. Ook staken ze dijken door en namen ze 20 voorname inwoners - onder anderen de hoogleraar [[Henricus Regius]] - mee als [[gijzelaar]]s.
 
De [[Staten-Generaal van de Nederlanden|Staten-Generaal]] bezette daarop de stad met [[Staatsen|Staatse]] troepen en verweet Utrecht haar overgave in 1672 door de "sleuteldragers". De vroedschap werd afgezet en pas na een paar maanden werd Utrecht voorwaardelijk tot de [[Unie van Utrecht (geschiedenis)|Unie]] toegelaten door de andere gewesten. Stadhouder Willem III zou voortaan alle benoemingen in ambten doen. Op [[16 april]] [[1674]] werden nieuwe leden van de [[Staten van Utrecht]] en de vroedschap benoemd. 27 nieuwe figuren traden aan, allen streng-hervormd en Oranjegezind. [[Everard van Weede van Dijkveld (1626-1702)|Everard van Weede van Dijkveld]], ''[[luitenant]]'' van Willem III hield hen in de gaten.
 
De [[Storm van 1 augustus 1674|zomerstorm van 1 augustus 1674]] veroorzaakte in Utrecht een [[tornado (wervelwind)|tornado]] - een ''schriklijk tempeest'' - die een deel van de stad verwoestte, waaronder het [[schip (bouwkunst)|schip]] van de [[Domkerk]]. Het schip had uit zuinigheid geen [[luchtboog|luchtbogen]], anders dan het [[Priesterkoor|koor]], dat gespaard bleef. Door sommigen werd de ramp gezien als straf van [[God (christendom)|God]] voor de katholieke inrichting van de kerk tijdens de Franse bezetting. Tot begin [[19e eeuw]] lagen er resten puin op het [[Domplein]] en die zouden rond 1731 leiden tot de [[Utrechtse sodomieprocessen|Utrechtse homoseksuelenaffaire]].