Iconoclasme: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 13:
Leo stierf op 18 juni [[741]], maar het iconenverbod werd dan eindelijk kerkelijk bevestigd onder het bewind van zijn zoon [[Constantijn V Kopronymos|Constantijn V]] ([[741]]-[[775]]) door het [[Iconoclastenconcilie|Zevende oecumenische Concilie van Constantinopel en Hieria]] in [[754]], waaraan zo'n 340 bisschoppen deelnamen. Dit was echter allerminst het einde van de kwestie. Eindelijk begonnen in deze periode uitgewerkte theologische argumenten te verschijnen, zowel vóór als tegen de iconenverering. De [[klooster (gebouw)|klooster]]s waren echte bolwerken van de iconenverering, en door monniken werd er zoiets georganiseerd als een ondergronds “anti-iconoclasten netwerk.” De beroemdste verdediger van de iconen werd de theoloog [[Johannes Damascenus|Johannes van Damascus]], als heilige nog steeds de patroon van de iconenschilders in het Oosten. Ook werd er door [[Theodoros de Studiet|Theodoros]], de abt van het vermaarde [[Stoudiosklooster]] een brief tegen de keizer aan paus [[Paus Paschalis I|Paschalis I]] gestuurd, een daad met grote politieke implicaties. Als tegenzet trok de keizer ten strijde tegen de kloosters, liet [[Relikwie|reliek]]en in zee werpen en het aanroepen van de heiligen verbieden.
 
De zoon van Constantijn, [[Leo IV van Byzantium|Leo VI]] (775-780), was minder rigoureus dan zijn vader. In eerste instantie probeerde hij de beide partijen te verzoenen. Aan het einde van zijn leven verviel hij echter in dezelfde [[onverdraagzaamheid]] als zijn vader. Hij vaardigde strenge decreten uit tegen de iconen, en ging zelfs zo ver dat hij van zijn vrouw [[Irene van Byzantium|Irene]] wilde scheiden vanwege haar voorliefde voor de beeldenverering. Voordat hij daar echter de kans toe kreeg, stierf hij. Irene kwam aan de macht als [[regent (bestuurder)|regentes]] voor haar zoon [[Constantijn VI]] (780-97) en maakte onmiddellijk een einde aan deze eerste iconoclastische periode.
 
De keizerin riep een concilie bijeen, bekend als het tweede concilie van Nicea, dat voor het eerst bijeenkwam in Constantinopel in 786. Het werd echter verstoord door militairen die trouw waren gebleven aan het iconoclasme. Het concilie verplaatste zich daarop naar Nicea in 787, waar het wel ongestoord voortgang kon vinden. De besluiten van het iconoclastische "concilie" van Hieria en Constantinopel werden herroepen, en dit nieuwe concilie nam bovendien de titel "7e Oecumenische Concilie" over. Het was dit concilie dat ook de goedkeuring van de paus ontving. Binnen de orthodoxie wordt dit concilie als het laatste werkelijk oecumenische beschouwd. De iconenverering hield nu stand gedurende de regeerperiodes van Irene's opvolger Nicephorus[[Nikephoros I]] en de twee keizers die na hem een korte tijd regeerden.
 
== De tweede iconoclastische periode: [[815]]-[[843]] ==