Tol (recht): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Addbot (overleg | bijdragen)
k Robot: Verplaatsing van 1 interwikilinks. Deze staan nu op Wikidata onder d:q1694080
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
[[Bestand:Tolhuis.JPG|thumb|250px|Het [[Tolhuis (Gouda)|Tolhuis]] in Gouda aan de [[Haven (Gouda)|Goudse haven]], een lucratieve plek tussen de [[Hollandse IJssel]] en de [[Gouwe (rivier)|Gouwe]]]]
[[Bestand:Hollandse IJssel Oudewater 03.JPG|thumb|250px|Bruggeldheffing met behulp van een klomp bij de brug over de Hollandse IJssel in Oudewater]]
'''Tolrecht''' is het recht van de beheerder van een [[vaarweg]] of [[weg|landweg]] een heffing op te leggen voor het gebruik ervan inclusief kunstwerken als bruggen en tunnels. Deze tol wordt vaak geheven aan de ingang van de [[tolweg]], bijvoorbeeld in een [[tolhuis (gebouw)|tolhuis]], tolhek, tolboom, tolpaal of [[tolpoort]], een plek die ook wel kortweg '''tol''' wordt genoemd.
 
Het tolrecht behoort sinds het [[Frankische Rijk]] tot de [[regalia]], koninklijke rechten, die in de [[feodaliteit]] werden uitgegeven aan de [[leenman|leenmannen]]nen. Dezen exploiteerden ze aanvankelijk zelf, maar verleenden het recht later weer aan steden en landedelen. Ten slotte kon iedere particulier vergunning krijgen voor het aanleggen van een weg inclusief het heffen van tolgeld.
 
== Nederland ==
=== Geschiedenis ===
Tolheffing vindt al eeuwen plaats en was tot de [[17e eeuw]] met name van belang op rivieren, waar het meeste vervoer over ging. De eerste documenten over tol dateren in Nederland uit de [[11e eeuw]].{{Bron?||2012|11|14}} Tol werd geheven door de landheren binnen wiens gebied de betreffende rivier zich bevond. De graven van Holland en Gelre gebruikten de riviertollen tweeledig; om hun hofhouding en oorlogen mede te bekostigen en om de handel binnen eigen gebied te bevorderen. Vanaf de 17e eeuw begon de handel over land te groeien en werden betere wegen aangelegd, die werden bekostigd met wegtollen. Een voorbeeld hiervan is de straatweg van [[Den Haag]] naar [[Scheveningen]], die in [[1665]] werd ontworpen door [[Constantijn Huygens]]. Tolhuizen verrezen daarop aan bijna alle verbindingswegen en invalswegen. Bij dergelijke tolhuizen vermeldde een tarievenbord de prijs die diende te worden betaald alvorens tolhek of tolboom werd geopend voor doorgang. De watertollen groeiden in de loop der tijd uit tot convoyen en licenten (in-, uit- en doorvoerrechten, zie [[Douanewetgeving#Tolgelden.2C_Convooien_.26_Licenten|de geschiedenis van de douanewetgeving]]), die dienden te worden afgedragen aan de regering van de [[Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden]]. De landtollen werden daarentegen gebruikt voor het in stand houden en verbeteren van de wegen. Dit bleef zo tot 1811, toen Napoleon bij decreet alle rijkstollen afschafte in Nederland. Daarvan uitgezonderd waren de tollen die door gemeenten en particulieren werden geheven. Koning [[Willem I der Nederlanden|Willem I]] herstelde het oude systeem echter weer in [[1815]] zodat hij een impuls kon geven aan de weg- en waterbouw. Tolheffing werd nu ingesteld volgens een vast stramien. Om de 5 kilometer (ongeveer een uur lopen) een tolhek en wel zo dat steden zich altijd in het midden van een dergelijke afstand bevonden; op 2,5 kilometer van elke stad stond een tolboom.{{Bron?||2012|11|14}} Er kwam echter ook een abonnement beschikbaar voor diegenen die de tolboom vaak moesten passeren. Tol kon soms worden afgekocht voor een jaar. De tol werd geheven door een tolpachter wanneer het om een particuliere weg ging en door een tolgaarder (ambtenaar) wanneer het om een rijksweg ging. Vrijstelling van tol hadden onder andere de paarden van het [[Koninklijk Huis (Nederland)|Koninklijk Huis]], en boerderijen, molens en fabrieken die zich binnen 2,5 kilometer van de tol bevonden.
 
In de tweede helft van de 19e eeuw kwamen particuliere spoorlijnen beschikbaar, waardoor het gebruik van dé traditionele vervoermiddelen waarover eeuwenlang tol werd geheven; de [[diligence]] en [[trekschuit]], sterk afnam en daarmee ook de tolgelden. De opbrengst van de zeven tollen op de weg tussen Den Haag en Haarlem nam bijvoorbeeld af met 70%.{{Bron?||2012|11|14}} Dit had als gevolg dat het aantal tollen sterk daalde. Uiteindelijk werden op 1 mei 1900 alle rijkstollen afgeschaft. Gemeentelijke en particuliere tollen gingen echter verder en stelden toltarieven op voor nieuwe vervoermiddelen als [[stoomtram]], [[fiets]] en [[auto]]. Sommige tollen bleven bestaan tot na de [[Tweede Wereldoorlog]]. Sinds de 20e eeuw wordt nog wel tijdelijke tol geheven bij verschillende bruggen en tunnels om ze te kunnen bekostigen, zoals de [[Zeelandbrug]], de [[Kiltunnel]] en de [[Westerscheldetunnel]]. De overige verbruiksbelastingen worden echter geheven middels [[wegenbelasting]]en en [[accijns|accijnzen]]. Wel resteren [[bruggeld]] (zie ook [[brugwachter]]) en [[sluisgeld]] (schutgeld; zie ook [[sluiswachter]]).