Anna Maria van Melun: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Sortering van Categorie:Huis Ligne aangepast naar "∞" (HotCat.js)
AGL (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 13:
| dynastie=[[Huis Melun]]<br />[[Huis Ligne]]
}}
'''Anna Maria van Melun''' (overleden [[25 juli]] [[1634]]) was een aristocrate in de [[Zuidelijke Nederlanden]] en was de dochter van Hugo II van Melun ([[1520]]- [[13 augustus]] [[1553]]), tweede graaf en vervolgens eerste prins van [[Épinoy]] en [[Rijksvorst|vorst van het Heilige Roomse Rijk]]([[1545]]). Zij droeg de titels barones van [[Antoing]] en [[Cysoing]], vrouwe van [[Jeumont]] en markiezin van [[Roubaix]].
 
===Biografie===
Op bevel van [[Filips II van Spanje]] werd [[Pieter van Melun]], die zijn toevlucht had gezocht in Frankrijk, wegens steun aan de [[Nederlandse Opstand]] uitgesloten bij de erfenis van [[Robrecht van Melun]], markies van Roubaix, en werd deze verdeeld over zijn zusters. Helena van Melun, gravin van Berlaymont, stierf kinderloos, zodat Anna Maria, echtgenote van [[Lamoraal I van Ligne|Lamoraal I]], prins van Ligne, de enige erfgenaam werd van het [[Huishuis Melun]]. Na de dood van haar moeder in [[1593]] kreeg ze met de goedkeuring van de Spaanse vorst alle eigendom van het Huishuis Werchin, hoewel Yolande van Werchin-Barbençon deze had nagelaten aan haar verbannen zoon. Op die manier kwam de heerlijkheid Roubaix in handen van het [[Huishuis Ligne]].
 
[[Hendrik IV van Frankrijk]] liet bij de [[Vrede van Vervins]] een bepaling opnemen in het [[vredesverdrag]] ten bate van de minderjarige kinderen van Pieter van Melun, waarvan zijn minister [[Maximilien de Béthune]] oom en voogd was. Deze bepaling maakte de verbeurdverklaringen tijdens de troebelen ongedaan in het voordeel van de weduwe en kinderen van Pieter van Melun, en dit voor alle goederen in het land van de katholieke vorst.
Maar Anna Maria betoogde dat de confiscatie als gevolg van de [[Tachtigjarige Oorlog|Opstand in de Nederlanden]] Frankrijk niet aanbelangde. Toch vroeg Hendrik IV aan zijn minister Sully een brief op te stellen aan de [[Albrecht van Oostenrijk|aartshertog Albrecht]] ten bate van de prinsen van Épinoy. Dankzij deze tussenkomst stelde de aartshertog in [[1602]] een transactie tussen de twee families voor, waarbij Willem III van Melun als enige erfgenaam van zijn vader, alle eigendommen toegewezen kreeg met uitzondering van de heerlijkheid [[Roubaix]].
De voogden van de jonge prins namen genoegen met deze schijnbare concessie omdat een weigering zou leiden tot het volledig verlies van de erfenis.
Regel 24:
Maar bij het [[Verdrag van Antwerpen]] op [[13 april]] [[1609]] tussen de [[Spaanse Rijk|Spaanse koning]] en [[Staten-Generaal van de Nederlanden]], verklaarde artikel 13 van het verdrag alle inbeslagnames tijdens de troebelen van [[1567]] nietig en dit ondanks de overeenkomst tussen de prins van Ligne en de voogden van de kinderen van de prins van Épinoy.
 
Lamoraal I van Ligne, die een invloedrijk man was aan het Spaanse hof, verzocht om een opschorting van het betrokken artikel en stelde voor alle goederen van het huis Melun te retourneren aan de wettige erfgenamen, behalve de [[baronie]] [[Antoing]] en de erfenis van het Huishuis [[Werchin]], waaronder de heerlijkheid [[Roubaix]].
 
De toen 20-jarige Willem III van Melun, protesteerde tegen de nochtans door zijn voogden aanvaarde regeling, kreeg hij de steun van [[Lodewijk XIII van Frankrijk|Lodewijk XIII]], de Nederlandse Staten-Generaal en de koning van Engeland, en kreeg op voorspraak van Sully een jaarlijkse rente van £120.000. Willem III van Melun stierf evenwel in [[1635]].