Operatie Black Tulip: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Zwarte Tulp (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Planetarium (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 3:
Na de Tweede Wereldoorlog bestonden er binnen Nederland op grote schaal wraakgevoelens tegenover Duitsland en de Duitsers. Naast de ideeën over schadevergoedingen, in financiële vorm en in de zin van [[Nederlandse annexatie van Duits grondgebied na de Tweede Wereldoorlog|annexatie van Duits grondgebied]], ontstond het plan om Duitsers die in Nederland woonden het land uit te zetten. Minister Kolfschoten stelde in de zomer van [[1945]] een nota op met het voorstel de ''Rijksduitsers'' (dus niet de [[Volksduitsers]]) in omgekeerde volgorde van vestiging het land uit te zetten. Onder deze Rijksduitsers bevond zich ook een grote groep die zich al in de jaren 20 in Nederland had gevestigd en vaak gezinnen hadden gesticht.
 
Het plan kreeg al snel kritiek uit de hoek van de [[geallieerden (Tweede Wereldoorlog)|geallieerden]] - die in de westelijke bezettingszones van Duitsland een toename van vluchtelingen en hongersnood vreesden - en vooral vanuit de [[Rooms-katholieke Kerk|Katholieke Kerk]] in Nederland. Volgens de Kerk was de uitzetting in strijd met het christelijke concept van [[naastenliefde]]. De Nederlandse regering trok zich weinig aan van de kritiek en wilde toch beginnen met de uitwijzingen. In reactie hierop begonnen de [[Britten (volk)|Britten]] Nederlanders die woonachtig waren in de [[Britse bezettingszone in Duitsland]], terug naar Nederland te sturen. Toen er ook vanuit het binnenland steeds meer commentaar op de plannen kwam, werd besloten dat alleen de Duitsers die zich tijdens de oorlog pro-Duits hadden opgesteld, uitgezet zouden moeten worden. De binnenlandse kritiek werd vooral geleverd door [[freule]] [[Christine Wttewaall van Stoetwegen]], toentertijd [[Tweede Kamer der Staten-Generaal|Tweede Kamerlid]] voor de [[Christelijk-Historische Unie|CHU]], en kardinaal [[Johannes de Jong|De Jong]], de aartsbisschop van Utrecht.
 
In het najaar van 1946 gaf de nieuwe minister van Justitie [[Johannes Henricus van Maarseveen|Van Maarseveen]] (KVP) desondanks te kennen nog steeds 17.000 mensen het land uit te willen zetten. Op 11 september 1946 gingen de verdrijvingen officieel van start. De Duitsers werden naar kampen in de buurt van de Duitse grens gestuurd, waarvan [[kamp Mariënbosch]] vlak bij [[Nijmegen]] het grootste was. Aan het einde van [[1948]] werden de kampen gesloten en vanaf [[1950]] werden geen Duitsers meer uitgezet. Op [[26 juli]] [[1951]] werd de [[Oorlogsverklaring|staat van oorlog]] met Duitsland beëindigd en waren Duitsers niet langer vijand van de staat. In totaal zijn er 3691 Rijksduitsers (15% van alle Duitsers in Nederland) uit Nederland verdreven.
 
== Zie ook ==