Slavische talen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
EmmaZa (overleg | bijdragen)
EmmaZa (overleg | bijdragen)
Regel 57:
* Nagenoeg alle Slavische talen hebben het Indo-Europese [[naamval]]systeem behouden. De meeste talen behouden zo zeven naamvallen, te weten de [[nominatief]], de [[genitief]], de [[datief]], de [[accusatief]], de [[vocatief]], de [[locatief]] en de [[instrumentalis]]. Het Russisch beperkt zich tot zes naamvallen – de vocatief valt er weg en in plaats van een instrumentalis is er een zogeheten [[prepositionalis]]. De enige Slavische talen die hun naamvalsysteem verloren hebben zijn het Bulgaars en Macedonisch – alleen de vocatief heeft in die talen nog een onderscheiden uitgang.
* De rijkdom aan naamvallen verleent de sprekers van Slavische talen enige vrijheid in de woordvolgorde. Immers, de naamvalsuitgang en niet de plaats van het woord in de zin geeft de grammaticale betekenis (lijdend voorwerp e.d.) aan. Logischerwijs heeft het Bulgaars een vaste woordvolgorde. Hoewel ook andere Slavische talen de tendens naar een standaardvolgorde kennen, is zeker in schrijftaal veel variatie mogelijk.
* De Slavische talen kennen een onderscheid tussen ''perfectieve'' en ''imperfectieve'' werkwoorden, het zogenaamde aspect. Dit fenomeen laat zich het best aan de hand van voorbeelden uitleggen. In het [[Pools]] bijvoorbeeld is er een verschil tussen de zinnen Czytałem list (imperfectief) en Przeczytałem list (perfectief). De Nederlandse vertaling - "Ik las de brief" - laat open wat in het Pools wel wordt ingevuld: of de handeling voltooid wordt of niet. Het imperfectieve czytać ('lezen') betekent zoveel als 'Ik las de brief ( ik was de brief aan het lezen)', de perfectieve tegenhanger przeczytać ('lezen') betekent 'Ik las de brief (en heb hem ook uitgelezen).' Precies hetzelfde zien we in het Russisch: "Ja tsjital knigoe" betekent "Ik was het boek aan het lezen ", "Ja pro-tsjital knigoe" betekent "Ik heb het boek gelezen en het is nu uit". In alle Slavische talen komt dit onderscheid voor.
* De Slavische talen kennen een grote medeklinkerrijkdom, waar het aantal klinkers, althans in vergelijking met de [[Germaanse talen]], eerder beperkt is. Vooral sisklanken (s, sj, z, zj) zijnkomen in de Slavische talen velerleiin allerlei vormen voor.
* Het verschijnsel [[palatalisatie]], d.i. het in tegen verhemelte articuleren van medeklinkers, kenmerkt de uitspraak van de Slavische talen. Door te palatiseren wordt aan de medeklinkers een j-klank meegegeven (vgl. de "Amsterdamse" s, of de Duitse sch). In de meeste Slavische talen komen ook gepalataliseerde t's en d's voor. Het Tsjechisch kent een palatale r (de ř in Dvořák), een verschijnsel dat de andere Slavische talen niet (meer) kennen.
* Nog een ander kenmerk van de Slavische talen zijn de medeklinkerclusters, zoals in ''zmrzlina'' (Tsjechisch voor 'ijsje') en ''vstretjsa'' (Russisch voor 'ontmoeting'), in de Poolse plaatsnaam [[Szczecin]] of in [[Krk (eiland)|Krk]], een Kroatisch eiland.