Beleg van Tripoli (1102-1109): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k stijl; link; refs
AGL (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 23:
 
== Terugkeer van Raymond ==
Het [[Beleg van Jeruzalem (1099)|Beleg van Jeruzalem]] was een succes en leidde tot de oprichting van het [[Koninkrijkkoninkrijk Jeruzalem]]. De meeste kruisvaarders keerden terug naar huis. Aangemoedigd door het succes van de eerste kruistocht ontstond echter al snel een nieuwe beweging [[kruisvaart van 1101|in 1101]]. Deze groep werd ruw tegengehouden door de Seljoekse Turken in [[Anatolië]]. Ook Raymond participeerde in deze kruistocht, maar keerde terug naar [[Syrië]] nadat hij moest vluchten na zijn nederlaag met [[Kilij Arslan I]] bij Mersivan, Anatolië, bij terugkeer had hij alleen nog maar drie honderdman bij zich. Fakhr al-Mulk, kalief van Tripoli, was nu niet zo behulpzaam als voorheen en riep de hulp in van [[Dukak van Damascus]] en ook de gouverneur van Homs. Ondertussen kregen de legioenen uit Damascus en Homs problemen onderweg en bleef de hulp lang uit, de kalief werd verslagen in april, en verloor rond de zevenduizend manschappen. Raymond kon uiteindelijk de stad niet innemen, maar had wel de controle over [[Tortosa (Libanon)|Tortosa]] verkregen, van waaruit alle toekomstige operaties tegen Tripoli werd ondernomen.
 
== Het beleg ==
Het volgende jaar (1102), ondernam Raymond met behulp van Byzantijnse constructeurs de bouw van [[Mons Peregrinus]], de ''Pelgimsberg'', om zo een blokkade op te werpen naar het binnenland van Tripoli. Met de Genuaan Hugo Embriaco, nam Raymond ook [[Gibelet]] in. Na de [[Slag bij Harran]] in [[1104]], vroeg Fakhr al-Mulk hulp aan Sokman, een voormalig Artuklu gouverneur van Jeruzalem, om te anticiperen; Sokman marcheerde naar Syrië, maar werd gedwongen weer terug te keren.
 
[[Fakhr al-Mulk]] deed vervolgens een aanval op Mons Peregrinus in september 1104, hij vermoordde daarbij een hoop kruisvaarders en wist een vleugel van het het fort af te branden. Raymond zelf was zwaargewond geraakt, en stierf vijf maanden later, in februari [[1105]], aan zijn verwondingen. Hij werd als leider vervangen door zijn neef [[Willem-Jordan II van Cerdagne|Willem- Jordaan]], graaf van Cerdagne. Op zijn sterfbed had Raymond nog een akkoord geregeld met de kalief. Als die stopte met het onder vuur nemen van het fort, zouden de kruisvaarders de handel in en om Tripoli met rust laten. De kalief accepteerde dit.
 
In [[1108]], werd het steeds moeilijker om voedsel naar de belegerde inwoners te brengen. Veel inwoners vluchtten naar andere steden als [[Homs]], [[Tyrus]] en Damascus. De edelen van de stad, die de kruisvaarders in een eerder stadium hadden verraden, werden geëxecuteerd in het kruisvaarders kamp. Fakhr al-Mulk, was radeloos aan het wachten op versterkingen van Seldjoek sultan [[Mehmed I Tapar]], die eind maart met vijfhonderd manschappen en diversen giften naar Bagdad was getrokken. Tijdens zijn reis deed hij [[Damascus]] aan waar hij met open armen werd ontvangen door [[Toghtegin van Damascus|Toghtegin]], vervanger van de pas overleden Dukak. Eenmaal in Bagdad werd Mehmed I met groots vuurwerk ontvangen. Zijn gedachten waren niet meer bij Tripoli maar er moest onderhandeld worden over een dispuut over [[Mosoel]]. Fakhr al-Mulk keerde zelf in augustus terug naar Damascus, waar hij vernam dat de overige edelen, die het wachten op de terugkeer van de kalief beu waren, Tripoli hadden overhandigd aan al-Afdal Shahanshah, vizier van Egypte.
 
Het jaar erop formeerde de kruisvaarders een grote groep buiten Tripoli, geleid door [[Boudewijn I van Jeruzalem]], [[Boudewijn II van Jeruzalem|Boudewijn II van Edessa]], [[Tancred van Galilea|Tancred]], regent van het Vorstendomvorstendom Antiochië, [[Willem-Jordan]] en Raymond IV's zoon [[Bertrand van Toulouse]], die recent was aangekomen met verse troepen uit [[Italië]] en [[Frankrijk]]. In Tripoli waren ze nog tot in den treuren aan het wachten op versterking van moslimkant, vooral uit Egypte.
 
Een compromis werd gesloten over een dispuut buiten de stadsmuren, dit werd geleid door Boudewijn I van Jeruzalem. Er werd besloten dat de stad nu ingenomen kon worden; als dit een feit was, zou het [[graafschap Tripoli]] worden verdeeld in twee gebieden: Willem Jordaan zou het noordelijk gebied krijgen als vazal van het vorstendom Antiochië, en Bertrand het zuidelijk deel, als vazal van het [[koninkrijk Jeruzalem]].
 
De stad viel op [[12 juli]] [[1109]], en werd helemaal geplunderd door de kruisvaarders. Honderdduizend documenten, boeken en prenten van de Dar-em-Ilm bibliotheek werden vervloekt en daarna verbrand. De Egyptische vloot arriveerde acht uur te laat. De meeste inwoners werden tot slaaf verheven, anderen werden verdreven of gedood en van hun bezittingen ontdaan. Bertrand, Raymond IV's legitieme zoon, had Willem- Jordaan laten vermoorden in [[1110]] en maakte aanspraak op twee derde van de stad voor zichzelf, waarbij het resterende deel onder Genuees gezag zou komen. Vervolgens werd Tripoli een kruisvaardersstaat. De rest van de Mediterrane kust was al in handen van de kruisvaarders gevallen. Later vielen nog de havensteden [[Sidon]] (1111) en Tyrus (1124).
 
{{Appendix|2=