Microslip: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 5:
Elk [[Chemisch element|element]] zal, mits de opgelegde [[Mechanische spanning|spanning]]/[[kracht]] hoog genoeg is, uiteindelijk bezwijken. Het element ondergaat ook een vormverandering. Als voorbeeld zal een elastisch koord, als eraan getrokken wordt, langer en dunner worden. Bij een constructie gebeurt in wezen hetzelfde.
 
Bij een [[Verbindingstechnieken|krachtopsluiting]] van een constructie (zie animatie) zal als deze belast wordt de constructie oprekken (langer worden). De krachten op de constructie klemmen het deel vast. Deze krachten worden omgezet in [[wrijving]]skrachten. Deze wrijvingskrachten houden als het ware het deel vast op klemkracht. Omdat de constructie opgerekt wordt, wordt plaatselijk de wrijvingskracht overschreden (zie de FEM-afbeelding: hoe warmer de kleuren hoe hoger de spanning). Hierdoor verschuiven plaatselijk de delen ten opzichte van elkaar (zie de twee pijlen in de animatie). Dit verschuiven heet microslip. Door het ten opzichte van elkaar verschuiven ontstaan slijtagedeeltjes. Deze deeltjes heten [[passingroest]]. Passingroest leidt er bij een gat-asverbinding toe dat deze bijna niet meer losneembaar is.
 
Het microslipverschijnsel is vaak de inleiding tot een zogenaamde vermoeiingsbreuk. Vooral bij constructies waarbij sprake is van een wisselende belasting kan het microslipverschijnsel het begin zijn van het ontstaan van een breukvlak. In een constructie dient dan ook microslip geminimaliseerd of voorkomen te worden. Het minimaliseren van microslip is mogelijk door het inbouwen van voldoende veiligheid of het voorkomen van abrupte spanningsovergangen. Bij een [[Verbindingstechnieken|vormopsluiting]] of een elastische [[Lijmen|lijmverbinding]] ontstaat er geen microslip.
 
==Zie ook==