Alfred Marshall: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Edwinb (overleg | bijdragen)
k un / hun
Pompidombot (overleg | bijdragen)
k WPCleaner v1.34 - Link naar doorverwijspagina aangepast. Help mee! - Elasticiteit, Kosten / Opgelost met behulp van WP:CW (Template met een Unicode controle teken)
Regel 7:
Marshall ervoer een mentale crisis die hem ertoe bracht om de [[natuurkunde]] te verlaten en zich aan de [[filosofie]] te wijden. Hij begon met de [[metafysica]], met name "het filosofische fundament van kennis, in het bijzonder in relatie tot de [[theologie]]."<ref> {{aut|[[John Maynard Keynes|Keynes]]}}, 1924 </ref> De metafysica geleidde Marshall naar de [[ethiek]], in het bijzonder [[Henry Sidgwick]]s versie van het [[utilitarisme]]; de ethiek bracht hem op haar beurt in aanraking met de [[politieke economie]], omdat de economie een essentiële rol speelde in het scheppen van de voorwaarden voor de verbetering in het leven van de arbeidersklasse. Ook nadat hij zich tot de economie had gewend, bleven zijn ethische opvattingen nog steeds een dominante kracht in zijn denken. Bij zijn economische studies verdiepte hij zich met name in het boek "''Principles of political economy''" van [[John Stuart Mill]].
 
Marshall stond een ​​bredebrede benadering van de [[sociale wetenschappen]] voor. Hierin speelt de economie een belangrijke, maar beperkte rol. Hij erkende dat in de echte wereld, het economische leven stevig is verbonden aan [[ethiek|ethische]], sociale en politieke stromingen - stromingen waarvan Marschall van mening was, dat economen die niet mogen negeren. Marshall zag dramatische sociale veranderingen voor zich. Hij voorzag een uitbannen van armoede en een sterke vermindering van de [[gelijkheidsbeginsel|ongelijkheid]]. Hij zag het als de plicht van de economie om de materiële omstandigheden te verbeteren, maar een dergelijke verbetering zou naar Marshalls mening, alleen kunnen optreden in combinatie met sociale- en politieke krachten. Zijn interesse in het [[liberalisme]], het [[socialisme]], [[vakbond]]en, vrouwenonderwijs, [[armoede]] en vooruitgang weerspiegelen de invloed van zijn vroege [[sociale filosofie]] op zijn latere activiteiten en geschriften.
 
In 1865 werd Marshall verkozen voor een fellowship aan St John's College in Cambridge. In 1868 werd hij hoogleraar in de moraalfilosofie. In 1877 trad hij in het huwelijk met Mary Paley, een oud-studente van hem, met wie hij het boek ''Economics of Industry'' zou schrijven, Het huwelijk bleef kinderloos.
Regel 23:
Marshall begon zijn economische werk, de ''Principles of Economics'', in 1881. Hij zou er een groot deel van de komende tien jaar mee bezig blijven. Zijn plan voor het werk breidde zich geleidelijk uit naar een tweedelige compilatie van het gehele economische gedachtegoed. Het eerste deel werd in 1890 gepubliceerd. Het vond onmiddellijk wereldwijde instemming en vestigde Marschalls naam als een van de toonaangevende economen van zijn tijd. Het tweede deel, dat over [[buitenlandse handel]], [[geld]], [[conjunctuur]]schommelingen, [[belastingen]] en collectivisme moest gaan zou nooit worden gepubliceerd.
 
'' Principles of Economics'' vestigde Marschalls wereldwijde reputatie. Het boek verscheen in 8 drukken, waarbij de omvang groeide van 750 pagina tot 870 pagina's. Het werk had een grote invloed op de manier waarop het vak economie in Engels-sprekende landen werd onderwezen. De belangrijkste technische bijdrage was een meesterlijke analyse van de problemen van [[elasticiteit (economie)|elasticiteit]], [[consumentensurplus]], toenemende en [[afnemende meeropbrengst]]en, [[korte termijn|korte en lange termijn]] en het [[grensnut|marginale nut]]; veel van de ideeën kwamen van Marshall zelf, andere waren een verbeterde versie van ideeën van [[William Stanley Jevons|W.S. Jevons]] en anderen.
 
In bredere zin hoopte Marshall de [[klassieke economie|klassieke]]- en moderne [[waardetheorie]]ën met elkaar te verzoenen. [[John Stuart Mill]] had de relatie tussen de [[waarde (economie)|waarde]] van de [[goed (economie)|goederen]] en hun productiekosten onderzocht, op basis van de theorie dat waarde afhankelijk is van inspanning bij de fabricage van het goed. Jevons en de [[grensnut|marginale nuts]]theoretici hadden een waardetheorie uitgewerkt, die was gebaseerd op het idee van [[nutsmaximalisatie]]; daarbij hanteerden zij het uitgangspunt dat waarde afhankelijk is van de [[vraag (economie)|vraag]]. Marshalls werk maakte gebruikt van beide benaderingen, maar hij richtte zich meer op de [[Uitgaven|kosten]].
 
Marschall merkte op dat, in de korte termijn, het [[aanbod (economie)|aanbod]] niet gewijzigd kan worden en dat de [[marktwaarde]] van een product daarom vooral van de vraag afhangt. In de middellange termijn kan de productie worden uitgebreid zonder bestaande faciliteiten, zoals gebouwen en machines aan te passen; aangezien gebouwen en machines op deze termijn niet vervangen hoeven te worden hebben hun kosten (die [[vaste kosten|vaste]], overhead- of bijkomende kosten worden genoemd) weinig invloed op de [[verkoopprijs]] van het product.