Acquisitiefraude: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Berdieke (overleg | bijdragen)
Berdieke (overleg | bijdragen)
Regel 33:
Bewijstechnisch staat de ondernemer echter minder sterk. Wat aan de telefoon is gezegd is niet of moeilijk na te gaan, terwijl de malafide adverteerder wel een getekende overeenkomst aan de rechter kan overbrengen. Wanneer de ondernemer bestrijdt dat er een overeenkomst is (bijvoorbeeld wegens het ontbreken van de wil hiertoe) zal hij dit moeten aantonen, wat hem in een lastige positie brengt. Verweert hij zich op andere gronden dan geeft hij daarmee impliciet toe dat er een overeenkomst is.
 
Een rechter zal in zo'n geval geneigd zijn, aan de hand van de bewijsstukken die hij ter beschikking heeft, de malafide adverteerder in het gelijk te stellen. Wel bestaat een neiging bij rechters om aan het bestaan van een overeenkomst zwaardere eisen te stellen, wanneer iemand via de telefoon, bijvoorbeeld via [[cold calling]] is benaderd. Een beroep op een telefonische toezegging door een adverteerder wordt in principe dan ook niet gehonoreerd.
 
In een aantal gevallen wisten ondernemers succesvol de vordering bij de rechter te bestrijden, maar meestal betrof het hier gevallen waarin de gesprekken opgenomen waren en dus kon worden aangetoond dat de fraudeurs de ondernemers door misleiding tot tekenen hadden aangezet. Ook kan in sommige gevallen een beroep op het ontbreken van tekeningsbevoegdheid worden gedaan, wanneer een onbevoegde tot tekenen is overgegaan onder druk van de malafide adverteerder en onder de veronderstelling dat de handtekening toch niet-bindend was. De adverteerder kan geen beroep doen op de [[goede trouw]], omdat hij zelf immers eenvoudig via het [[handelsregister]] had kunnen controleren of de tekenaar wel tekeningsbevoegd was.