Fritz Scheidegger: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Edoderoobot (overleg | bijdragen)
k WP:TVC met AWB
Regel 29:
}}
 
'''Max Friedrich "Fritz" Scheidegger''' ([[Langenthal (Zwitserland)|Langenthal]], [[30 december]] [[1930]] - [[Mallory Park]] ([[Kirkby Mallory]]), [[26 maart]] [[1967]]) was een [[Zwitserland|Zwitsers]] [[motorcoureur]]. Met zijn [[bakkenist (motorsport)|bakkenist]] [[John Robinson (coureur)|John Robinson]] werd hij [[lijst van wereldkampioenen wegrace|wereldkampioen]] in de [[zijspanklasse]] in de seizoenen [[wereldkampioenschap wegrace 1965|1965]] en [[wereldkampioenschap wegrace 1966|1966]].
 
== Privéleven ==
Fritz Scheidegger was zoals de meeste van zijn mede-zijspancoureurs automonteur. Zijn leermeester Anton Weber steunde hem ook bij zijn eerste stappen in de [[grasbaanrace]], [[heuvelklim]]wedstrijden en circuitraces.
 
Fritz Scheidegger vestigde zich in '''1947''' als motorhandelaar in [[Langenthal (Zwitserland)|Langenthal]]. In '''1963''' verkocht hij de zaak om naar [[Courtelary (gemeente)|Courtelary]] te verhuizen. Hij deed dat om zijn vrouw een plezier te doen. Zij was afkomstig uit de [[Jura (gebergte)|Jura]] en voelde zich in het vlakke [[Oberaargau (district)|Oberaargau]] niet thuis. In Courtelary begon Fritz een tankstation annex koffiebar. Hij had een zoon en een dochter die bij zijn overlijden in 1967 elf en twaalf jaar oud waren.
Regel 42:
=== Wereldkampioenschap wegrace ===
;1957:
In '''1957''' werd Fritz Scheidegger eerst nog Zwitsers kampioen in de grasbaanrace, door het zijspan van zijn Norton af te halen en in de 500 cc soloklasse te starten. Daarna kocht hij een [[BMW Motorrad|BMW]] om in de zijspanrace aan te treden. Het lukte in dit seizoen aanvankelijk nog niet om een startplaats in de GP's te krijgen, behalve in de [[Grand Prix-wegrace der Naties|GP des Nations]], die zoals altijd op [[Autodromo Nazionale Monza|Monza]] verreden werd. Met veertig aanmeldingen en slechts dertig startplaatsen leek het uitgesloten dat ze zelfs maar mochten kwalificeren, maar door tussenkomst van [[Florian Camathias]] en [[Hans Haldemann]] lukte dat toch. Ze kwalificeerden zich onder Oostenrijkse licentie (volgens de Italianen was het Zwitserse "quotum" al gevuld) als veertiende. In de race eindigden ze echter als vierde, en met deze drie punten in de laatste Grand Prix van het seizoen eindigden ze op de tiende plaats in het wereldkampioenschap.
 
;1958:
De punten in Monza garandeerden in elk geval meer startmogelijkheden in '''1958''', maar Scheidegger en Burkhardt beseften wel dat ze ook veel geluk hadden gehad. Hun BMW was eigenlijk niet sterk genoeg om goed te presteren, en in 1958 scoorden ze dan ook geen enkel WK-punt. De verre reis naar het [[Man (eiland)|eiland Man]] zat er ook nog niet in. Ze wonnen echter wel internationale wedstrijden, zoals de GP van [[Boedapest]]. In dit jaar begon Fritz Scheidegger ook na te denken over de oplossing van het nadeel dat hij ten opzichte van zijn collega-coureurs had: zijn lengte van 1,80 meter. Die zorgde voor extra luchtweerstand door de hoge zitpositie. Hij bedacht de [[Lijst_van_termen_onder_motorrijders_JLijst van termen onder motorrijders J-K-L#Kneeler|"kneeler"]] en bij de constructie werd hij geholpen door [[Rudi Kurth]], een gedurfde technicus die later zou gaan experimenteren met de [[tweetaktmotor|tweetakt]]-[[buitenboordmotor]]en van [[Crescent (bedrijf)|Crescent]], die hij in zijn eigen "Cat" zijspancombinatie bouwde. Ze begonnen te werken aan de machine, maar voorlopig werd die nog niet ingezet.
 
;1959:
Ook zonder de Kneeler werd 1959 een goed jaar, eigenlijk voor het hele Zwitserse zijspancontingent. Scheidegger/Burkhardt wonnen de openingsrace, de [[Grand Prix-wegrace van Frankrijk|GP van Frankrijk]], vóór de latere wereldkampioenen [[Walter Schneider (coureur)|Walter Schneider]]/[[Hans Strauß]]. Ze werden derde in de [[Sidecar TT]] en in de [[Grand Prix-wegrace van België|Grand Prix van België]] en eindigden als derde in het wereldkampioenschap. Hoe sterk de Zwitsers waren bleek uit de tweede plaats van Camathias en de vierde plaats van Edgar Strub.
 
;1960:
Na het terugtreden van Walter Schneider, het uiteenvallen van de combinatie Camathias/[[Hilmar Cecco|Cecco]] en het wisselvallige presteren van [[Helmut Fath]] in 1959 werden Scheidegger/Burkhardt tot de favorieten van '''1960''' gerekend. Fath was echter een begaafd sleutelaar en zijn BMW was in dit jaar vreselijk snel. Camathias won vier van de vijf GP's, Scheidegger/Burkhardt werden twee keer tweede, twee keer derde en slechts elfde in de Sidecar TT, die in dit jaar was verhuisd van de kortere [[Clypse Course]] naar de 60  km lange [[Snaefell Mountain Course|Mountain Course]]. Ze werden wel tweede in het wereldkampioenschap van 1961, in elk geval weer een verbetering ten opzichte van het jaar ervoor.
 
;1961:
In '''1961''' was de "kneeler" racerijp en hij werd dan ook ingezet. Helmut Fath en Alfred Wohlgemut wonnen de eerste race in [[Montjuïc Park]], waar Scheidegger/Burkhardt tweede werden. Wohlgemut verloor op 30 april het leven tijdens de [[Eifelrennen]], en Helmut Fath moest jaren herstellen van zijn verwondingen. De tweede race in Duitsland leverde voor Scheidegger weer een tweede plaats op, dit keer achter het duo [[Max Deubel]]/[[Emil Hörner]], maar de overwinning in Frankrijk bracht hem aan de leiding in de tussenstand voor het WK. Deubel won echter ook op Man en in [[TT Assen|Assen]], waar Scheidegger uitviel door een gebroken zijspanwiel. Voor deze race had hij van BMW wel een korte slag-fabrieksmotor gekregen. Scheidegger won in België, maar Max Deubel had aan de tweede plaats genoeg om zijn wereldtitel veilig te stellen. Scheidegger/Burkhardt werden opnieuw tweede. In de herfst van 1961 deelde BMW mee dat alleen Deubel/Hörner nog fabriekssteun zouden krijgen. Voor de fabriek was dat logisch: de motorfietsenafdeling verkeerde al jaren in zwaar weer en bovendien was fabriekssteun feitelijk helemaal niet nodig. Geen enkel ander merk kon in de zijspanklasse zelfs maar in de buurt van de BMW's van [[privérijder]]s blijven. Fritz Scheidegger en Horst Burkhardt besloten hun racecarrière te beëindigen en zich te gaan wijden aan werk en gezin. Scheidegger had een motorzaak in [[Langenthal (Zwitserland)|Langenthal]] en Burkhardt wilde gaan studeren.
 
;1962:
Regel 60:
 
;1963:
In '''1963''' ging Scheidegger verder met John Robinson. Horst Burkhardt, die uiteindelijk in dienst van Camathias was gebleven, had tijdens de Sidecar TT van 1962 een ernstig ongeluk gehad dat een einde aan zijn carrière maakte. Pas in de Sidecar TT van 1963 haalden Scheidegger/Robinson hun eerste podiumplaats. Ze werden tweede en dat gebeurde ook in Assen. Ze wonnen de laatste GP, in België, maar eindigden in het wereldkampioenschap op de derde plaats.
 
;1964:
In '''1964''' keerden de kansen voor Fritz Scheidegger. Tot dat moment was hij vooral verslagen door fabrieksmachines en de technische voorsprong van andere privérijders, zoals Helmut Fath en Florian Camathias, die in 1963 met een door Fath snel gemaakte BMW, de [[FCS (motorfiets)|"Fath Camathias Special"]] tweede was geworden. In 1964 kreeg [[Ludwig Hahn]] een ongeluk dat een einde aan zijn carrière maakte en Scheidegger kon diens door [[Dieter Busch]] snel gemaakte BMW overnemen. Bovendien kwam Busch als monteur met de machine mee. Max Deubel werd echter opnieuw wereldkampioen, maar dankzij twee overwinningen, een tweede en een derde plaats werden Scheidegger/Robinson tweede in het wereldkampioenschap.
 
;1965:
Regel 69:
 
;1966:
Hoewel [[BMW Motorrad|BMW]] al geen fabriekssteun meer verleende, kregen zowel Fritz Scheidegger als Max Deubel begin '''1966''' elk twee nieuwe korteslag BMW-blokken. De Spaanse zijspan-Grand Prix werd door de organisatie geschrapt, wat voor Max Deubel een reden was te verklaren dat hij na het seizoen 1966 zou gaan stoppen. [[Montjuïc Park]] was namelijk één van de weinige circuits waar een rechts gemonteerd zijspan, zoals dat van Deubel, in het voordeel was. Nu werd de openingsrace in Duitsland ([[Hockenheimring Baden-Württemberg|Hockenheim]]) gereden en Deubel/Hörner waren er inderdaad kansloos tegen de combinatie Fritz Scheidegger/John Robinson. Een opmerkelijke verschijning in deze race was de nieuwe "Fath Special" van [[Helmut Fath]]. Dit was een zelfbouw viercilinder die hij later zou omdopen tot [[URS (motorfiets)|"URS"]], naar zijn woonplaats [[Ursenbach]]. Tijdens zijn debuutrace moest Fath met motorpech opgeven. In Frankrijk viel een debutant op, [[Klaus Enders]], die met zijn bakkenist [[Reinhold Mannischeff]] het gevecht aanging met Deubel/Hörner maar een fout maakte en naast de baan schoof. Scheidegger reed van start tot finish aan de leiding. In Assen wonnen Scheidegger/Robinson opnieuw, Deubel/Hörner werden tweede en Otto Kölle/[[Heinz Marquardt]] werden derde. Bij de start van de zijspanklasse in België was een groot deel van het publiek al vertrokken, weggespoeld door de hevige stortbuien tijdens de 500cc race. Op de nog natte baan startte Max Deubel als snelste, maar nog voor het verstrijken van de eerste ronde had Scheidegger de koppositie overgenomen om hem niet meer af te staan. Deubel moest nog een gevecht om de tweede plaats leveren tegen [[Georg Auerbacher]]/Wolfgang Kalauch die uiteindelijk slechts 0,4 seconden achter hem over de streep kwamen. De wereldtitel was hiermee beslist en Scheidegger/Robinson waren de nieuwe wereldkampioenen. De Italiaanse organisatoren wisten kennelijk niet wat ze met de zijspanklasse aanmoesten. In 1965 hadden ze deze klasse niet aangevraagd maar op het laatste moment werd besloten dat ze toch moest worden verreden. Voor 1966 had de organisatie "alle klassen" aangevraagd, maar in augustus, nog vóór de [[Isle of Man TT]], kreeg de FIM het bericht dat de zijspannen wegens "technische problemen" niet konden rijden. De aard van de technische problemen werd niet vermeld, maar waarschijnlijk lag de oorzaak in het feit dat de zijspanklasse in Italië niet erg populair was en de wereldtitel al op 3 juli in België beslist was. Door het besluit van de organisatie van de Grand Prix des Nations werd de uitgestelde [[Isle of Man TT]] de laatste race voor Max Deubel. Hij had in 1966 geen enkele overwinning behaald maar was gedreven zijn allerlaatste Grand Prix winnend af te sluiten. Hij had de Sidecar TT al drie keer gewonnen, Scheidegger nog nooit. Scheidegger draaide in de training zijn motor stuk en moest een reserveblok monteren, wat de kansen voor Deubel vergrootte. Bovendien had Deubel de snelste trainingstijd gereden. Scheidegger startte vijf minuten na Deubel door de gebruikelijke [[interval-start]] bij de TT. Deubel/Hörner draaiden de snelste raceronde en bij het ingaan van de derde en laatste ronde lagen Scheidegger/Robinson 15 seconden achter hen. De strijd om de tweede plaats ging zelfs tussen Auerbacher/Kalauch en Seeley/Rawlings. Deubel deed het in de laatste ronde op advies van zijn pitcrew iets rustiger aan. Scheidegger leek echter juist vleugels te krijgen en won de race met de tot dan toe kleinste marge ooit: 0,8 seconde. Auerbacher, die een pitstop van ruim een minuut had moeten maken, werd toch nog derde. De interval-start was hier duidelijk in het nadeel: bij een rechtstreeks gevecht met Scheidegger had hij het gevaar onderkend en zeker gewonnen, maar nu wist hij niet beter dan dat zijn voorsprong ruim voldoende was en pas vijf minuten na zijn eigen finish ontdekte hij dat hij níet had gewonnen. Deubel werd echter geholpen door de organisatie, die vier uur na de wedstrijd besloot Scheidegger te diskwalificeren vanwege het tanken bij een gewoon [[Esso]]-tankstation en niet met de door de organisatie verstrekte benzine te rijden. Scheidegger protesteerde maar zijn protest werd onmiddellijk afgewezen door de grotendeels Britse jury. Voor Scheidegger was dit reden om nog tijdens de TT-week op Man te verklaren dat hij zijn carrière zou beëindigen. De [[Auto-Cycle Union]] had hier duidelijk met twee maten gemeten. Ze liet [[Mike Hailwood]] gewoon deelnemen aan de 355,1  km [[Junior TT]], terwijl hij op die dag al 182  km in de [[Lightweight 125 cc TT]] had gereden. Daarmee kwam zijn dagtotaal op 537  km, terwijl er een reglementair maximum van 500  km was. Tijdens het FIM-congres in oktober 1966 werd Scheidegger in ere hersteld en tot winnaar van de Sidecar TT verklaard. Daardoor had hij alsnog alle WK-races van 1966 gewonnen. Mede door deze beslissing en de druk van vrienden en bekenden besloot Fritz Scheideggger ook in 1967 door te gaan met zijspanracen.
 
== Overlijden ==
Nog voor aanvang van het WK-seizoen startten Fritz Scheidegger en John Robinson bij de paasraces op [[Mallory Park]]. Tijdens de race brak een remankerstang en het duo vloog bij de hairpin uit de bocht. De zijspancombinatie sloeg over de kop en Fritz Scheidegger overleed ter plaatse, terwijl John Robinson een been brak. John Robinson beëindigde zijn carrière.
 
Fritz Scheidegger werd ook door zijn collega's beschouwd als een veilige en vooral sportieve rijder. Zijn collega en viervoudig wereldkampioen Max Deubel noemde Scheidegger en Florian Camathias zijn meest sportieve en sterke tegenstanders. Na de dood van Florian Camathias in 1965 en die van Fritz Scheidegger in 1967 waren er geen sterke Zwitserse zijspancombinaties meer. Pas in 1975 drong [[Rolf Biland]] door tot de top drie in het wereldkampioenschap.
 
{{Appendix|2=