Nationale Strippenkaart: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Richardw (overleg | bijdragen)
→‎Berekeningsgrondslag: niet de overstaptijd, maar de volledige reistijd werd beperkt.
Regel 32:
Indien de strippenkaart onvoldoende lege strippen voor de reis had kon men verder strippen op een nieuwe kaart maar moest dan de laatste strip van de oude kaart stempelen en dan doorstempelen op de nieuwe kaart. Bij een 45-strippenkaart diende men op de voorzijde de laatste strip te stempelen en dan door te gaan op de achterzijde. Ook konden meerdere personen op één strippenkaart reizen maar men diende dan per persoon het juiste aantal strippen af te stempelen.
 
De geldigheidsduur was afhankelijk van het aantal strippen 1 tot 3½ uur. Zolang de gestempelde strippen geldig waren mocht de reiziger, in de zones waarvoor was gestempeld, onbeperkt reizen en overstappen. Hij mocht de kaart, zolang die geldig was, ook voor de terugreis gebruiken, hij bleef dan immers binnen het gebied waarvoor gestempeld was. Het stempel was dus een soort [[sterabonnement]] van korte tijdsduur. Met 20 strippen mocht men gedurende 3½ uur onbeperkt in het hele land reizen. Het stempel gaf de instapzone, de tijd, weeknummer en dag weer. Vóór het zonenummer stond (dwars) het stempelnummer. Iedere stempel (ook die van de automaten) had een uniek nummer. In de loop der jaren werd in sommige gevallen de overstaptijdgeldigheidsduur verlaagd. Zo kon men bijvoorbeeld tot oktober 1981 met 4 strippen (3 zones) oorspronkelijk 2 uur na afstempeling overstappenreizen, maar dat werd in oktober 1981 ingekort tot tot 1 uur,. watIn sommige gevallen kwam dat neer op een verkapte extra tariefsverhoging betekende, naast de halfjaarlijkse gewone prijsverhoging.
 
Zolang de gestempelde strippen geldig waren mocht de reiziger, in de zones waarvoor was gestempeld, onbeperkt reizen en overstappen. Hij mocht de kaart, zolang die geldig was, ook voor de terugreis gebruiken, hij bleef dan immers binnen het gebied waarvoor gestempeld was. Het stempel was dus een soort [[sterabonnement]] van korte tijdsduur. Met 20 strippen mocht men gedurende 3½ uur onbeperkt in het hele land reizen. Het stempel gaf de instapzone, de tijd, weeknummer en dag weer. Vóór het zonenummer stond (dwars) het stempelnummer. Iedere stempel (ook die van de automaten) had een uniek nummer.
 
Het aantal benodigde zones was vooraf te bepalen met een kaart die bij de meeste haltes hing, maar door veel Nederlanders en buitenlanders werd het systeem als vrij ingewikkeld ervaren. Bovendien pakte het systeem niet altijd rechtvaardig uit: wie bij een korte trip een zonegrens passeerde moest al voor twee zones stempelen (3 strippen), evenveel als voor een langere rit in een grote stad.