Sorben: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 13:
 
==Geschiedenis==
Nadat de gebieden ten oosten van de [[Elbe]] en [[Saale]] in de 10de en de 11de eeuw deel van het [[Duitse Rijk]] waren geworden, werden ze vooral in de 12de en 13de eeuw door immigranten uit het westen gekoloniseerd (zie [[Oostkolonisatie]]) en gingen de oorspronkelijke Slavische stammen op in een nieuwe Duitstalige bevolking. Voor de 16de eeuw was dit assimilatieproces vrijwel overal afgeslote, met uitzondering van de [[Lausitz]]. Daar woonde compact de stam van de Sorben en in hun dichtbevolkte gebied bleef de kolonisatie beperkt tot de steden. Na de [[lutherse hervorming[[kerkhervorming]] werd het geestelijk leven hier in de eigen taal verzorgd.
In de 19de eeuw zou het van overheidswege georganiseerde onderwijs daar een verandering in te weeg brengen, en bij de toenemende tweetaligheid ook het openbaar bestuur steeds minder van het Sorbisch gebruik gaan maken. In het toenemend [[nationalisme]] kon geen loyale plaats meer zijn voor een niet-Duits sprekende bevolking. Het aantal Sorbischtaligen nam dientengevolge af van ca. 200.000 in 1800 tot 100.000 rond 1900 en relatief van 80% tot 20% van het aantal inwoners van het oorspronkelijke Sorbische gebied. De taalassimilatie vond in de Nederlausitz, dat tot Pruisen behoorde en waar Nedersorbisch werd gesproken, sneller plaats dan in de Opperlausitz, die tot Saksen behoorde en waar Oppersorbisch werd gesproken. De volkstellingscijfers zijn overigens onbetrouwbare indicaties omdat veel Sorbischtaligen zich onder druk en door hun nationale gezindheid gepast vonden om zich als Duitstalig op te geven. Dat zou des te meer het geval worden na 1919, toen de nieuwe Tsjechoslowaakse republiek gebiedsaanspraak deed op het Sorbische ‘stamverwante’ gebied en het Sorbisch daarmee een odium van staatsgevaarlijk kreeg. In de tijd van het [[nationaal-socialisme]] werd het spreken van Sorbisch in het openbaar verboden en de 50-tal culturele verenigingen ontbonden. Na 1945 werden die verenigingen onder de paraplu van de communistische eenheidspartij [[SED]] en een Sorbische uitgeverij herogerichtheropgericht. Het Sorbisch werd als leervak in ca. 140 scholen verplicht gesteld. Overigens waren dat er 20 jaar later nog maar 50, toen de verplichting verviel en de ouders zelf mochten bepalen of hun kinderen eraan deel zouden nemen. Hoe dan ook, door radicaal afstand te nemen van het Duitse nationale verleden toonde de nieuwe DDR haar welwillendheid tegenover haar oostblok-buren [[Polen]] en [[Tsjechoslowakije]].
Vermoedelijk waren er in 1945 nog zo’n 40.000 Sorbischtaligen, dat wil zeggen tweetaligen waaronder het assimilatieproces overigens odanks alle overheidsinspanningen onverminderd doorging, niet in het laatst door de toenemende Sorbisch-Duitse huwlijken en omdat het Sorbischtalige gemeenschapsleven letterlijk werd ondergraven door de grootschalige bruinkoolwinning waarin tientallen dorpen werden opgeheven en afgebroken, en dehun Sorbische bevolking naar de Duitstalige industrieconcentraties moest verhuizen.
 
==na 1990==
In 1990 werden de Sorbische organisatie als publieke, dat wil zeggen SED-gerelateerde, organen opgeheven maar privaatrechtelijk heringericht en gesubsidieerd. Naar schatting waren er toen nog 20.000 Sorbischtaligen, die daarna vermoedelijk opnieuw gehalveerd zijn. Op hooguit een tiental scholen wensen de ouders Sorbisch taalonderricht voor hun kinderen. In het Sorbische culturele leven is het accent verschoven van taal naar folkloristische uitingen. De harde kern van de taalgroep vormen nu een handvol roomskatholieke dorpen, die hun eigen identiteit eeuwenlang tegenover de lutherse omgeving cultiveerden en dat na 1990 opnieuw konden en wilden vormgeven. Enkele duizenden Sorbischtaligen nemen deel aan onderwijs en zijn geabonneerd of lezen in hun taal tijdschriften en boeken. Veel meer noemen zich in regionaal-culturele zin Sorb zonder aan een eigen taalleven deel te nemen. Dit getalsmatig geringe draagvlak heeft ertoe geleid dat de subsidiëring van Sorbische instellingen na 1990 navenant weer is beperkt.
De Sorben werden vroeger ook, net als alle andere Slavische volkeren, '''Wenden''' genoemd. In tekstboeken over de [[Middeleeuwen]] komt deze naam terug als '[[Wendische steden]]'. Dit zijn dan echter die steden van de [[Hanze]] die aan de [[Oostzee]] liggen. De [[Lijst van heersers van Mecklenburg|vorsten van Mecklenburg-Strelitz en Mecklenburg-Schwerin]] beroemden zich op hun oeradelijke afstamming van de stamhoofden der slavische Wenden, uit de tijd dat hun geslachten de Duitse keizer nog niet als hun leenheer hoefden te erkennen. Daarom was er ook een [[Wendenkroon]] en een [[Huisorde van de Wendische Kroon]]. De naam Wenden werd in de tijd van het Duitse nationalisme in toenemende als een diskwalificatie, namelijk achterlijkheid, gebruikt. Zij komt nog steeds als etnografische bepaling voor in tientallen plaatsnamen en streekbenamingen: bv. Wendischbaselitz, Wendland.
 
==Bronnen==
F. MetškMětšk, Die Stellng der Sorben in der territorialen Verwaltungsgliederung des deutschen Feudalismus, Bautzen-Budissyn 1968 ;
G. Stone, The Smallest Slavonic Nation, Londen 1972; D. Urban, Die Sorbische Volksgruppe in der Lausitz, 1949 bis 1977, Marburg 1980
D. Urban, Die Sorbische Volksgruppe in der Lausitz, 1949 bis 1977, Marburg 1980
 
==Beroemde Sorben==