Loper (schaken): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Peter Rabbit (overleg | bijdragen)
Peter Rabbit (overleg | bijdragen)
Regel 59:
Een bijzonder voorbeeld van een zwakke loper in het eindspel is de situatie waarin de loper het promotieveld van een overgebleven randpion niet kan beschermen (zie diagram).
Zou wit een paard of een witveldige loper hebben, dan zou hij de zwarte koning van het promotieveld kunnen verjagen en de partij winnen. Echter in de gegeven opstelling is het enige wat zwart hoeft te doen om remise te houden, zijn koning in en uit de hoek te spelen.
Als de overgebleven pion op een van de middenvelden b t/m g staat is het niet van belang of de overgebleven loper een andere veldkleur heeft dan het promotieveld; in dat geval kan de loper worden benut voor een [[tempozet]], wat voor zwart uiteraard door gebrek aan materiaal onmogelijk is, waarna de witte koning [[oppositie (schaken)]] verwerft en de zwarte koning toch van het promotieveld kan weghouden.
 
We spreken van het [[loperpaar]] wanneer een van de spelers nog over beide lopers beschikt, terwijl de andere speler nog slechts één loper heeft of geen lopers meer heeft. Dit is een voordeel als de stelling open is, terwijl paarden vaak handiger zijn bij gesloten stellingen.