Zelfinductie: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 46:
[[Bestand:TLBuis.PNG|thumb|Inductieve schakeling van een tl-buis]]
Een voorbeeld, hoe een zelfinductiespanning in de dagelijkse praktijk wordt toegepast, is het starten van een tl-buis. Hiervoor is een [[tl-starter|starter]] nodig, bestaande uit een neonbuis met twee [[bimetaal]]elektroden, een [[condensator|ontstoringscondensator]], en een [[smoorspoel]] ofwel [[voorschakelapparaat]] (VSA).
<br />Bij het inschakelen, komt er spanning over het [[neon (element)|neon]]buisje met bimetaal te staan, waardoor deze ontsteekt. Door het gloeiende gas worden de bimetaalelektroden warm en trekken tegen elkaar aan, waarmee het neonlampje kortgesloten en gedoofd wordt. Vervolgens gaat er een hoge stroom door de gloeidraden in de buis lopen. Het [[neon (element)|neon]]lampje in de starter koelt af en de kortsluiting wordt weer verbroken. Ten gevolge van deze onderbreking, ontstaat er door de zelfinductie van de smoorspoel een pulsvormige spanningspiek van ongeveer 1000 V die de tl-buis doet ontbranden.
De spanningspiek kan benaderend berekend worden aan de hand van de formule:
▲:<math>U = -L {dI \over dt}</math>
Voor bijvoorbeeld een zelfinductie van ''L'' = 2 henry en een stroomverandering d''I'' = 0,5 ampère in een tijd d''t'' = 1 msec, volgt:
:
== Ontstekingssysteem van een benzinemotor ==
|