Zelfinductie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Madyno (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Madyno (overleg | bijdragen)
Regel 17:
:<math>L</math>, de evenredigheidsfactor, de coëfficiënt van zelfinductie in [[Henry (inductie)|henry]] is.
 
Het minteken in het rechterdeel van de vergelijking, geeft aan, dat de inductiespanning <math>U</math> een zodanige richting heeft, dat zij de oorzaak van haar ontstaan tegenwerkt. De zelfinductie L kan waarden aannemen tussen 0 henry (de geleider omvat z'n eigen veld niet) en ~ henry (de geleider omvat z'n eigen veld voor de volle 100%). In de praktijk treden beide uitersten natuurlijk niet op. Om een zo groot mogelijke zelfinductie te verkrijgen, is het zaak te zorgen dat de geleider z'n eigen veld zo goed mogelijk omvat. Dit wordt gewoonlijk bereikt door de geleider tot een spoel te wikkelen, eventueel om een kern van magnetiseerbaar materiaal. De zelfinductie van een spoel laat zich noteren als:
De zelfinductie van een spoel laat zich noteren als:
 
:<math>L = \frac{n^2}{R_m}</math>.
 
Daarin is
:<math>L</math> de zelfinductie in henry
:<math>n</math> het aantal windingen van de spoel