Dirigent: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Wijzigingen door 83.83.56.27 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Leitoxx
Regel 46:
In de 21e eeuw is de gewoonte waarbij een vaste dirigent heel lang aan één orkest verbonden bleef, verleden tijd geworden. Mengelberg en Haitink stonden 50 resp. 27 jaar voor het [[Koninklijk Concertgebouworkest|Concertgebouworkest]]. Andere voorbeelden van zeer lange dienstverbanden zijn Sir [[John Barbirolli]] bij het [[Hallé Orchestra]] (27 jaar), [[George Szell]] bij het [[Cleveland Orchestra]] (24 jaar), [[Eugene Ormandy]] bij het [[Philadelphia Orchestra]] (43 jaar) en [[Jevgeni Mravinski]] bij het [[Sint-Petersburgs Philharmonisch Orkest]] (50 jaar). Weliswaar combineerden zij dit in bepaalde perioden met vaste verbintenissen elders, maar zij golden toch als één met hun "eigen" ensemble, dat zij in langjarige samenwerking naar hun inzichten konden kneden. Zulke lange contracten zijn nu ondenkbaar. Tegenwoordig werkt een chef-dirigent vaak maar enkele weken per seizoen met een orkest en heeft hij soortgelijke contracten en vele gastdirecties elders in de wereld. Mariss Jansons besteedt evenveel tijd aan het [[Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks]] als aan het Koninklijk Concertgebouworkest. Van beide is hij chef-dirigent. [[Jaap van Zweden]] vervult die functie bij orkesten in drie verschillende werelddelen. Volgens sommige critici gaat door deze ontwikkeling het specifieke karakter van een orkest verloren en is de klank "globaler" geworden.
 
Een andere ontwikkeling die in de tweede helft van de twintigste eeuw opkwam, is de specialisatie in repertoire. Dirigenten als [[Nikolaus Harnoncourt]] en [[Roger Norrington]] waren exponenten van een richting die de muziek van [[Barok (muziek)|barok]] en [[Classicisme (muziek)|classicisme]] ging spelen volgens de eisen van de [[authentieke uitvoeringspraktijk]] met "tijdeigen" instrumentarium in kleine bezetting. Naar hun mening moest deze muziek ontdaan worden van interpretatieve misverstanden die zich in de loop der eeuwen hadden ontwikkeld. Het kwam zover dat sommige "traditionele" dirigenten en orkesten nauwelijks meer muziek van voor 1800 op de lessenaars zetten en dat vooral specialisten zich ontfermden over [[Johann Sebastian Bach|Bach]] en [[Wolfgang Amadeus Mozart|Mozart]]. In de 21e eeuw zijn deze richtingen naar elkaar toegegroeid en heeft een soort synthese van opvattingen plaatsgevonden. Dirigenten van grote symfonieorkesten houden bij hun interpretatie van oudere muziek rekening met de inzichten van de authentieke uitvoeringspraktijk, terwijl omgekeerd Harnoncourt, Norrington, [[John Eliot Gardiner]] en [[Philippe Herreweghe]] hun opvatting ook kenbaar maken bij muziek van de [[romantiek (muziek)|romantiek]] en daarna.de grootte van de bal is groter dan de Willie.
 
==Technieken==