Romanos IV Diogenes: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 28:
In 1067 was de militaire staat van het Byzantijnse Rijk zorgelijk. [[Anatolië]] en delen van [[Syrië]] waren nog steeds in Byzantijnse handen maar de Arabieren oefenden steeds meer militaire druk uit op de Syrische gebieden. De Turken plunderden in de oostelijke provincies en hadden zelfs [[Kayseri (stad)|Kayseri]] (Caesarea Mazaca) geplunderd. Vorige keizers hadden het leger verwaarloosd. Het Byzantijnse leger bestond vooral uit slecht geoefende en slecht georganiseerde buitenlandse huurlingen.
 
Romanos had niet het geduld om het leger opnieuw op te bouwen. In 1068 trok hij naar [[Antiochië]] dat door de Arabieren uit [[Aleppo (stad)]] werd bedreigd. Onderweg kreeg hij echter nieuws dat de Turken [[Niksar (stad)|Niksar]] hadden geplunderd. Met een betrekkelijk kleine bereden strijdmacht trok Romanos snel naar het noorden en kon het Turkse leger onderscheppen. De Turken werden op de vlucht gejaagd en moesten hun buit en gevangenen achterlaten. Na dit eerste succes sloot Romanos zich weer bij de hoofdmacht aan. Ze wisten de stad [[Manbij]] te veroveren. Manbij werd versterkt om als basis voor verdere acties tegen Aleppo te dienen. Verdere gevechten eindigden echter onbeslist totdat de invallende winter een einde maakte aan het campagneseizoen. Romanos keerde in januari 1069 terug naar Constantinopel.
 
Voordat Romanos aan de campagne van 1069 kon beginnen zat hij al diep in de problemen. Een eenheid Frankische huurlingen in het noordoosten van Anatolië ging muiten onder leiding van de Normandiër Crispin, vermoedelijk omdat ze niet werden betaald. Ze plunderden hun regio en vielen belastinggaarders aan. Crispin werd snel gevangen genomen maar de rust werd daarmee niet hersteld. Tegelijk waren de Turken alweer aan het plunderen in [[Cappadocië]]. Het koste Romanos veel tijd om de Turken te verdrijven en die tijd had hij aan zijn nieuwe campagne willen besteden. Om niet nog meer tijd te verliezen liet hij alle gevangen om het leven brengen, zelfs een Turkse aanvoerder die een enorm losgeld wilde betalen. Dit keer wilde Romanos [[Ahlat (district)|Ahlat]] veroveren. Hij trok zelf naar de stad maar liet het grootste deel van zijn leger achter om de zuidelijke grens te beveiligen. De Turken konden deze troepen echter verslaan en plunderden [[Konya (stad)]] (Iconium). In reactie hierop gaf Romanos het plan op om Ahlat te veroveren. In plaats daarvan begon hij aan een grootse tangbeweging. Hij liet de troepen uit Antiochië de bergpassen ten noorden van de stad bezetten. Zelf viel hij de Turken uit het westen aan en dreef ze naar deze passen. Het leek er even op dat Romanos een grote overwinning zou behalen maar uiteindelijk kon het Turkse leger naar Aleppo vluchten, met achterlating van hun buit en gevangenen. Na twee jaar oorlog had Romanos nog geen aansprekende successen behaald.