Huisorde van Oranje: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
hùn ---> hún
Regel 151:
Op 19 maart 1905 stelde koningin Wilhelmina in een in Den Haag opgemaakte akte de Huisorde van Oranje in. De orde was "een eereteken dat kon worden toegekend aan personen, hetzij Nederlanders, hetzij vreemdelingen, die zich verdienstelijk hadden gemaakt ten aanzien van Ons of Ons Huis". Op deze dag benoemde de koningin [[Adolf Jacob Carel van Pallandt van Neerijnen|A.J.C. baron van Pallandt van Neerijnen]] tot de eerste [[kanselier (ridderorde)|kanselier]] van de orde. De eersten die in de orde werden opgenomen waren koningin Emma, prins Hendrik en Wilhelmina's achternicht prinses [[Marie van Oranje-Nassau (1841-1910)|Marie]], op dat moment de enige prinses der Nederlanden.
 
Van de mogelijkheid om de huisorde - het leek wel om hùnhún huisorde te gaan - te verlenen, maakten Wilhelmina, Hendrik en Emma royaal gebruik. Ook de prins-gemaal en de voormalige regentes namen een aantal huisorden mee op reis om deze naar het uitkwam te verlenen. Aan deze spontane verleningen die later door een besluit van de grootmeesteres werden gesanctioneerd kwam na enige tijd een einde. Een bijzondere verlening van de Huisorde was de benoeming tot "[[eredame]]" in de Huisorde van prinses [[Juliana der Nederlanden|Juliana]]. Koningin Wilhelmina benoemde zichzelf bij die gelegenheid ook tot eredame. Daarmee werd onderstreept dat deze rang niet hoger of juist lager is dan die van de grootkruisen. Achttien jaren na haar troonsafstand werd Juliana, opnieuw prinses, door haar dochter in 1998 tot Grootkruis benoemd.
 
De [[Grootmeester (ridderorde)|grootmeesteres]] van het Pruisische hof, gravin van Brockdorff, geboren baronesse de Loën, kreeg een Huisorde met [[Onderscheidingen met briljanten|diamanten]] verleend. Anders dan in het in deze zaken royalere Duitsland vaak het geval was ging het om splintertjes die de naam "[[briljant]]" nauwelijks mogen dragen.<br /> Deze bijzondere, in de statuten niet voorziene en eenmalig gebleven, benoeming tot Eredame "met briljanten" was om protocollaire redenen nodig. Het hof van de Duitse keizer en keizerin was zo groot en in zoveel rangen en standen verdeeld dat het protocollair nodig was om voor de gravin een passende onderscheiding in het leven te roepen.