Hertogdom Anhalt-Köthen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 38:
Het '''Hertogdom Anhalt-Köthen''' of '''Cöthen''' ([[Duits]]: ''Herzogtum Anhalt-Köthen'') was een kleine staat in [[Midden-Duitsland]]. Tussen [[1807]] en [[1813]] was het hertogdom lid van de door [[Napoleon Bonaparte|Napoleon]] beheerste [[Rijnbond (1806)|Rijnbond]] en van [[1815]] tot [[1863]] was land onderdeel van de [[Duitse Bond]].
 
Vorst [[August Christiaan Frederik van Anhalt-Köthen|August Christiaan Frederik]], [[Vorstendom Anhalt-Köthen (1606-1807)|vorst van Anhalt-Köthen]], trad in op 18 april 1807 toe tot de [[Rijnbond (1806)|Rijnbond]], waardoor hij gelijktijdig de hertogstitel mocht aannemen. Zijn op napoleontische leest geschoeide departementen, staatsraad, [[Code Napoléon]] en orde van verdienste werden na zijn dood in 1812 weer afgeschaft. Hij werd opgevolgd door zijn minderjarige neef [[Lodewijk August van Anhalt-Köthen|Lodewijk August]] (1812-1818), onder wie het hertogdom in 1815 lid van de [[Duitse Bond]] werd en diep in de schulden raakte. De tweede linie Anhalt-Köthen stierf met Lodewijk August in 1818 uit.
 
Na het uitsterven van de regerende tak viel het hertogdom toe aan [[Ferdinand Frederik van Anhalt-Köthen|Ferdinand Frederik]] (1818-1830) uit de zijlinie [[Anhalt-Köthen-Pleß]]. Zijn jongere broer Hendrik volgde hem op in de heerlijkheid Pleß. In 1821 ontstond er een geschil met het koninkrijk Pruisen over toltarieven en belastingen. De hertog bracht het geschil in de vergadering van de Duitse Bond. Ferdinand Frederik en zijn vrouw werden in 1825 katholiek. De hertog introduceerde onder andere de [[jezuïeten]] in het traditioneel lutherse land. In 1828 werd er een vergelijk gesloten met Pruisen en Anhalt-Dessau, wat een eind maakte aan de conflicten met Pruisen. De hertog werd na zijn kinderloze dood opgevolgd door zijn broer [[Hendrik van Anhalt-Köthen|Hendrik]] (1830-1847), die in 1847 eveneens kinderloos stierf. Voor zijn dood was de heerlijkheid Pleß verkocht aan de graaf von Hochberg en de Freiherr zu Fürstenstein.