Natuurschoonwet: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Haagschebluf (overleg | bijdragen)
Externe link
Opmaak nieuw hoofdstuk geschiedenis
Regel 24:
De terugbetalingsverplichting geldt niet als het landgoed bij vererving wordt gesplitst en de delen elk worden gerangschikt. Ook is een gezamenlijke rangschikking in de vorm van een aanleun- of samenwerkrangschikking mogelijk.
 
== Ontstaansgeschiedenis van de Natuurschoonwet ==
 
De Natuurschoonwet is in de jaren twintig van de vorige eeuw ontstaan op initiatief van de volksvertegenwoordiging naar aanleiding van de driegende veiling van vele landgoederen en de massale kap van bomen. De achtergrond van het verdwijnen van de landgoederen was gelegen in de [[Eerste Wereldoorlog]] die het nodig had gemaakt de belastingen in Nederland fors te verhogen. Landgoedeigenaren werden sindsdien getroffen door hogere aanslagen in de vermogensbelasting en zwaardere successierechten. Om die te kunnen betalen deden zij hun landgoed perceelsgewijs in de verkoop en veilden zij ook de waardevolle grote bomen. Onder druk van parlement en publieke opinie zette de regering diverse commissies aan het werk om met voorstellen te komen die de belastingdruk voor de landgoedeigenaars konden verlichten. Hun werk resulteerde in de Natuurschoonwet die met unanieme steun van het parlement in 1928 in werking trad. De wet richtte zich voornamelijk op het beschermen van bossen en lanen met mooie bomen. De kern van de wet was, dat de fiscus voor het vaststellen van de waarde van landgoederen en buitenplaatsen niet meer uitging van de verkoopwaarde maar van de bestemmingswaarde. Dit wil zeggen: de waarde van het landgoed wanneer het voor de duur van ongeveer een generatie (25 jaar) als landgoed intact bleef en als zodanig werd geëxploiteerd. Het landgoed moest intact blijven, er mochten geen gebouwen op het landgoed verrijzen, en ook geen pretparken. Voor het kappen van bomen golden strenge restricties en bos en bomen moesten fatsoenlijk worden onderhouden. Als de eigenaar zijn landgoed voor een klein bedrag openstelde voor het wandelende publiek, vergrootte dat zijn belastingvoordeel. Die openstelling van landgoederen en buitenplaatsen voor wandelaars was een lang gekoesterde wens van parlement en was in feite de tegenprestatie van de eigenaar voor zijn belastingvoordeel.
 
De wet richtte zich voornamelijk op het beschermen van bossen en lanen met mooie bomen. De kern van de wet was, dat de fiscus voor het vaststellen van de waarde van landgoederen en buitenplaatsen niet meer uitging van de verkoopwaarde maar van de bestemmingswaarde. Dit wil zeggen: de waarde van het landgoed wanneer het voor de duur van ongeveer een generatie (25 jaar) als landgoed intact bleef en als zodanig werd geëxploiteerd. Het landgoed moest intact blijven, er mochten geen gebouwen op het landgoed verrijzen, en ook geen pretparken. Voor het kappen van bomen golden strenge restricties en bos en bomen moesten fatsoenlijk worden onderhouden. Als de eigenaar zijn landgoed voor een klein bedrag openstelde voor het wandelende publiek, vergrootte dat zijn belastingvoordeel. Die openstelling van landgoederen en buitenplaatsen voor wandelaars was een lang gekoesterde wens van parlement en was in feite de tegenprestatie van de eigenaar voor zijn belastingvoordeel.
In de praktijk bleek de Natuurschoonwet goed te werken. De bestemmingswaarde van de meeste landgoederen kwam op 50 á 75% van de verkoopwaarde te liggen wat dus leidde tot een interessante verlaging van de belastingaanslag. Tot de Tweede Wereldoorlog, dus in ruim 10 jaar tijd, kwamen er meer dan 400 landgoederen en buitenplaatsen met een gezamenlijke omvang van ruim 55.000 hectare onder de wet. Hiervan was ongeveer 70% opengesteld voor het wandelende publiek. Na de Tweede Wereldoorlog zou de groei doorzetten tot 100.000 hectare in 1951. Dat was toen ongeveer twee derde van het particulier bosbezit in Nederland. In 1989 beschermde de NSW nog steeds ca.100.000 hectare, maar het aantal beschermde landgoederen steeg tot ongeveer 1.000. Aan de ene kant kwamen er weliswaar steeds meer kleinere landgoederen onder de wet, maar aan de andere kant werden veel grote historische landgoederen aan de wet onttrokken. Zij vielen toe aan stichtingen en natuurbeschermingsorganisaties voor wie de wet nauwelijks praktische betekenis had.
In de decennia daarna zouden de belastingvoordelen voor landgoederen steeds gunstiger worden. In 1995 werd de Natuurschoonwet grondig herzien en werd het voor particulieren aantrekkelijker natuurschoon te beschermen. Dit had tot gevolg dat het aantal hectare onder de wet in 2007 was toegenomen tot meer dan 117.000.
 
In de praktijk bleek de Natuurschoonwet goed te werken. De bestemmingswaarde van de meeste landgoederen kwam op 50 á 75% van de verkoopwaarde te liggen wat dus leidde tot een interessante verlaging van de belastingaanslag. Tot de [[Tweede Wereldoorlog]], dus in ruim 10 jaar tijd, kwamen er meer dan 400 landgoederen en buitenplaatsen met een gezamenlijke omvang van ruim 55.000 hectare onder de wet. Hiervan was ongeveer 70% opengesteld voor het wandelende publiek. Na de Tweede Wereldoorlog zou de groei doorzetten tot 100.000 hectare in 1951. Dat was toen ongeveer twee derde van het particulier bosbezit in Nederland. In 1989 beschermde de NSW nog steeds ca.100.000 hectare, maar het aantal beschermde landgoederen steeg tot ongeveer 1.000. Aan de ene kant kwamen er weliswaar steeds meer kleinere landgoederen onder de wet, maar aan de andere kant werden veel grote historische landgoederen aan de wet onttrokken. Zij vielen toe aan stichtingen en natuurbeschermingsorganisaties voor wie de wet nauwelijks praktische betekenis had.
 
In de decennia daarna zouden de belastingvoordelen voor landgoederen steeds gunstiger worden. In 1995 werd de Natuurschoonwet grondig herzien en werd het voor particulieren aantrekkelijker natuurschoon te beschermen. Dit had tot gevolg dat het aantal hectare onder de wet in 2007 was toegenomen tot meer dan 117.000.
 
==Externe link==