Buizenversterker: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Invulling parameters sjabloon
Regel 4:
* De voorversterker heeft naast aansluitingen voor apparatuur een volumeregeling en meestal ook een toonregelcircuit. De voorversterker bevat vaak drie buizen, meestal van het type (dubbel)-[[triode]], om het ingangssignaal voldoende te versterken, zodat het aan de eindversterker kan worden aangeboden.
[[Bestand:Tube push pull poweramplifier.PNG|thumb|400px||Opzet van een buizeneindversterker met twee pentodes in balansschakeling.]]
* De eindversterker of eindtrap wordt gevormd door een fasedraaier, twee (soms vier, en in een enkel geval acht) vermogenseindbuizen (meestal [[pentode]]s of [[Tetrode (elektronenbuis)|tetrodes]]) en de uitgangstransformator. Bij zogenaamde single-ended versterkers (versterkers met één eindbuis) is er geen fasedraaier nodig. Vooral in hifi-kringen zijn in dergelijke schakelingen direct verhitte vermogens[[triode]]s populair. Bij direct verhitte buizen dient de gloeidraad ook als kathode.
* Het voedingsdeel bevat een voedingstransformator en een [[gelijkrichter]] die een gelijkspanning tussen ongeveer 300 en 800 volt voor de [[anode]]s van de buizen levert, en een spanning van (meestal) 6,3 volt voor de gloeidraden van de buizen. In sommige versterkers wordt de anodespanning met een [[Vacuümdiode|gelijkrichtbuis]] gelijkgericht.
 
De fasedraaier, meestal ook een elektronenbuis van het type [[triode]], zorgt ervoor dat het ingangssignaal uit de voorversterker op de juiste manier aan de eindbuizen wordt doorgegeven. De ene eindbuis krijgt het signaal ''in fase'' op zijn stuurrooster aangeboden, terwijl de andere het ''in tegenfase'' op zijn stuurrooster krijgt. VanwegeDoor de aanwezigheid van kathodeweerstanden wordt de kathode vanwege de buisstroom positief ten opzichte van het stuurrooster, dat via de (hoge) stuurroosterweerstand ('lekweerstand') aan aardemassa ligt, waardoor de buis stabiel op een vaste ruststroom ingesteld wordt (negatieve voorspanning).
 
Als de ene eindbuis momentaan meer stroom gaat trekken doordat de stuurspanning ''stijgt'', gaat de andere eindbuis momentaan minder stroom trekken doordat deze spanning evenveel ''daalt'' (tegenfase). De eindbuizen staan in serie met de primaire wikkeling met middenaftakking van de uitgangstransformator. De stroom door de buizen loopt dus ook door de primaire wikkeling van de uitgangstransformator. Als de stroom in de ene helft van de primaire wikkeling van de uitgangstransformator toeneemt, neemt hij in de andere helft af. Hierdoor wordt het opgewekte magnetische veld versterkt en wordt er een spanning geïnduceerd in de secundaire wikkeling van de uitgangstransformator. Op deze wijze zijn de eindbuizen in ''balans'' (Engels: ''push-pull'') geschakeld (klasse A of klasse AB). Indien de eindtrap een vaste negatieve voorspanning op de stuurroosters krijgt, zodadig dat de positieve signalen door de ene buis looptlopen en de negatieve signalen door de andere buis, spreekt men van een eindtrap in klasse B.
 
De uitgangstransformator dient twee doelen: