Johannes Elias Feisser: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Addbot (overleg | bijdragen)
k Robot: Verplaatsing van 1 interwikilinks. Deze staan nu op Wikidata onder d:q1329044
Robbot (overleg | bijdragen)
k Robotgeholpen doorverwijzing: Jan de Liefde - Koppeling(en) gewijzigd naar Jan de Liefde (predikant)
Regel 18:
 
==Het begin van het baptisme==
Feisser raakte goed bevriend met ds. [[Jan de Liefde (predikant)|Jan de Liefde]], [[doopsgezind]] predikant te [[Zutphen]]. Ook kwam hij in contact met baptisten uit [[Duitsland]]. In [[Hamburg]] stichtte de predikant [[Johann Gerhard Oncken]] in [[1834]] de eerste baptistengemeente op het Europese vasteland. Oncken was in Engeland met het [[baptisme]] in aanraking gekomen. Deze Oncken stuurde Köbner en Remmers als afgevaardigden van zijn gemeente op pad om met Feisser en diens opvattingen kennis te maken. Begin mei 1845 trok Feisser naar [[Hamburg]] en maakte er kennis met Oncken en de zijnen. Op zijn thuisreis vergezelde Köbner hem. Op donderdag [[15 mei]] [[1845]] kregen de eerste zeven mensen op 't Nijveen het [[sacrament]] — de onderdompeling — toegediend door Julius Köbner. Dit vond plaats in een ondiepe veenvaart in de open lucht, dichtbij de boerderij van Roelof Reiling. Hiermee was in Nederland de eerste baptistengemeente een feit. Na deze doop werd Feisser gekozen tot voorganger van de eerste Nederlandse baptistengemeente (genoemd 'Gemeente van Gedoopte Christenen'). Feisser was van plan nu in Gasselternijveen voortvarend aan de slag gaan, maar dat viel bitter tegen. Hij kreeg te kampen met tegenwerking. Van de groep die zich om hem heen verzameld had keerde meer dan de helft hem de rug toe. Feisser en enkele getrouwen hielden echter vol. Kort daarop richtten zij een adres aan de koning: "strekkende ter bekoming van toelating tot het inrichten eener Christelijke Afgescheidene gemeente." Zij bewandelden, om bij de regering erkend te worden, dezelfde weg als de [[Afgescheidenen]]. Zij gaven als hun belijdenis de gereformeerde op, met uitzondering van de doop. Bij [[Koninklijk Besluit]] van 13 augustus 1845 werd, op rapport van de Minister van Eredienst van 19 juli, de verzochte toelating aan de adressanten verleend.
In de zomer van 1849 trok Feisser als rondreizend predikant enkele maanden te voet door Groningen en [[Oost-Friesland]] in Duitsland. Uiteindelijk werd de inspanning Feisser te veel. Hij kon het lichamelijk niet meer aan.