Ernst Knorr: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Linkfix ivm sjabloonnaamgeving / parameterfix
Regel 23:
[[Doctor|Dr.]] '''Ernst Knorr''' ([[Mamonovo|Heiligenbeil]], [[13 oktober]] [[1899]] - [[Scheveningen]], [[7 juli]] [[1945]]) was een officier, in de rang van Untersturmführer, van de [[Schutzstaffel|SS]] en gaf leiding aan de [[Sicherheitsdienst|S.D.]], een van de [[Duitsland|Duitse]] politieorganisaties onder het gezag van [[Heinrich Himmler]] en het [[Reichssicherheitshauptamt]] in [[Berlijn]]. Hij maakte deel uit van Referat IVA (Bekämpfung Kommunismus) van de Sicherheitsdienst in Den Haag. Alle vingers aan zijn linkerhand waren geamputeerd. Hij had een doctorstitel. Hij had een uiterst gewelddadig karakter. Als tijdens verhoren mensen mishandeld moesten worden, dan werd dat eufemistisch aangeduid dat ze de ''dokter'' er bij gingen roepen.
 
Zijn werkplek was [[Binnenhof (Den Haag)|Binnenhof]] 7. Tot begin juni werden de communisten alleen in de gaten gehouden en doelbewust nog niet gearresteerd, daardoor kon Knorr ook bij andere activiteiten betrokken worden. Zo was hij aanwezig bij het gewelddadig verhoor waarbij de [[Geuzen (Tweede Wereldoorlog)|Geus]] [[Sjaak Boezeman]] om het leven kwam.
 
Vanaf begin juni 1941 was hij betrokken bij het gewelddadig verhoor van Haagse communisten. Op 2 september 1941 was hij de leidende persoon van een team van 3-5 personen dat de communist [[Herman Holstege]] in de [[gevangenis van Scheveningen (Oranjehotel)]] zodanig wreed verhoorde dat verwacht mocht worden dat die om het leven zou komen. Het was de bedoeling om van Holstege, die een maand lang was blijven zwijgen, de namen van zijn contactpersonen bij de communistische partijleiding in Amsterdam te vernemen. Knorr penetreerde met een gummiknuppel de aars van Holstege, waarna de ingewanden aangestampt werden. Holstege gaf echter weinig informatie prijs en niet de namen van de leiding in Amsterdam. Holstege overleed de volgende dag. Gezien de voorbereidingen in het Oranjehotel, waren de martelingen gepland. In een naoorlogs verslag werd dit aangeduid als ''stommiteit'', omdat daarmee de kans verkeken was de partijleiding in Amsterdam op te sporen.