Deltahoogte: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
Onder het op '''deltahoogte''' brengen van een zeedijk wordt verstaan dat de dijken en de duinenhij verhoogd wordenwordt tot het in de [[Deltawet]] voorgeschreven niveau. De Deltawet schrijft de hoogte niet direktdirect voor in meters, maar eist dat de zeewering bestand is tegen een extreem zware stormvloed van een bepaalde zeldzaamheid. De zeldzaamheid is op grond van kosten-baten overwegingen vastgesteld op eens per 10.000 jaar voor de kust van Noord- en Zuid-Holland, en eens per 4000 jaar elders. Een rekenmodel geeft de extreme ''hoogwaterstand'' van die stormvloed en de extreme ''golfoploop'' bij een bepaalde dijk. De dijk moet minstens zo hoog zijn als de som van die hoogwaterstand, het zogenaamde ''ontwerppeil'', en de golfoploop. Het ontwerppeil voor Hoek van Holland is bijvoorbeeld 5,00 meter boven [[Normaal Amsterdams Peil|NAP]], , elders is het een paar decimeters hoger of lager. De golfoploop is ongeveer 7 m. De deltahoogte van de Nederlandse noordzeedijken is daarom ongeveer 12 meter boven NAP.
 
De vereiste kruinhoogte is de som van de verwachte extreme hoogwaterstand, het zogenaamde ''ontwerppeil'', plus de verwachte extreme ''golfoploop'' op de dijk. Bij Hoek van Holland heeft men het ontwerppeil gesteld op 5,00 meter boven [[Normaal Amsterdams Peil|NAP]], elders is het een paar decimeters hoger of lager. De verwachte extreme golfoploop is ongeveer 7 m, ook variabel langs de kust. De deltahoogte van de Nederlandse noordzeedijken is daardoor ongeveer 12 meter boven NAP.
 
Tot de verhoging van de dijken werd besloten na de [[Watersnoodramp van 1953]]. Overigens werden dijken niet allen verhoogd, maar ook verbreed omdat aan de helling van het talud ook eisen werden gesteld.