Bezit (Nederlands recht): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
spelfouten weg
Regel 4:
De wet onderscheidt ''bezit'' van ''houderschap''. Een bezitter houdt een goed voor zichzelf, terwijl een houder een goed voor een ander houdt. Onverminderd de feitelijke beschikking die een houder heeft over een goed weet die houder dat hij niet de bezitter of eigenaar is. Als iemand bijvoorbeeld een boek leent van de bibliotheek is hij geen bezitter van dat boek maar houder namens de bibliotheek (die de eigenaar is; zie ook [[Houderschap]]).
 
Bezit is ''middellijk'' of ''onmiddellijkonmiddelijk''. Van onmiddellijkonmiddelijk bezit is sprake wanneer een persoon een goed bezit zonder dat een ander het goed voor hem houdt, terwijl bij middellijk bezit het goed door een houder namens de bezitter wordt gehouden. In het vorige voorbeeld was de bibliotheek eerst onmiddellijkonmiddelijk bezitter van het boek; echter ten tijde dat de lener het in leen heeft is de bibliotheek middellijk bezitter.
 
Er dient een duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen ''bezit'' en ''[[eigendom]]''. Meestal is de eigenaar ook de bezitter, maar dat hoeft juridisch niet per se het geval te zijn. Als iemand namelijk een boek uit de bibliotheek steelt dan is de bibliotheek nog wel de eigenaar maar niet langer de bezitter (en dus "eigenaar-niet-bezitter"). De dief is nu "bezitter-niet-eigenaar" van het boek (en dus geen houder). Een dief houdt namelijk het gestolen goed voor zichzelf en kwalificeert zich daarmee als bezitter.