Verhildersum: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Wutsje (overleg | bijdragen)
correcte spelling, zie o.m. http://kranten.kb.nl/view/article/id/ddd%3A011008326%3Ampeg21%3Ap012%3Aa0269
Regel 59:
Na Allards dood in 1673 kreeg zijn zoon Edzard Jacob de borg. Blijkens een steen boven de voordeur met het jaartal 1681 lieten hij en zijn vrouw Anna Habina Lewe van Middelstum het huis verbouwen. Edzard Jacob overleed in 1716. Zijn weduwe betaalde in 1735 het orgel van de Petruskerk. Na haar dood in 1738 werd een inventaris opgemaakt van de boedel, waaruit bleek dat de borg bestond uit een 'witte zaal', studeerkamer, 'bonte of froulijnskamer' (vrouwenkamer), praeceptorskamer (praeceptor=leraar), kleerzolder, 'beuns', 'galderij' (waarschijnlijk een soort [[overloop]]), benedenzaal, eetkamer, 'oude slaapkamer', gang, 'bonte kamer', 'groot voorhuis', keuken, kelder en een schathuis. Anna Habina's zonen Eilco Onsta, Edzard Jacob en Evert Barthold hielden de borg na haar dood een paar jaar in gezamenlijk beheer, waarbij Eilco zolang huurder van de borg werd. In 1740 werd de borg beschreven als een 'royaal voorhuis' dat oprees uit een gracht met kelders, vijf kamers beneden en drie boven en met [[behang]]sels. Tussen 1741 en 1742 verkochten de drie broers elk hun deel van de borg aan Margareta Bouwina Tjarda van Starkenborgh van de Onstaborg, die getrouwd was met Egbert Rengers. Nadat Eilco in 1750 was overleden, bood Margareta Bouwina op 1 januari 1751 het huis Verhildersum te huur aan met de omschrijving "zijnde de borgh met zeeven groote vertrekken voorzien".
 
De verhuur mislukte waarschijnlijk aangezien de borg reeds in 1753 werd verkocht aan Jacob Willem van Rossem, lid van de regeringsraad van het [[graafschap Lingen]] (toen reeds onderdeel van [[Pruisen]]), die het echter moest afstaan (Formsma noemt hiervoor geen reden) aan Ludolf Tjarda van Starkenborgh, die toen heer was op de Starkenborgh van Wehe. Zijn kleinzoon Edzard kwam daarop te wonen op Verhildersum, maar deze verbleef ook gedeeltelijk in Wehe dat hij eveneens had geërfd. Nadat zijn zus onder curatele kwam te staan, wist hij de enige eigenaar van Verhildersum te worden door haar uit te kopen. Bij zijn dood in 1782 liet hij zodoende twee borgen na, maar slechts een zoon, Ludolph. Deze woonde liever op Starkenborgh waarop Verhildersum in verval raakte. Dit had als gevolg dat van Verhildersum, waarvan -gezien de tekening op de kaart van Beckeringh- reeds voor 1781 (dus nog voor de dood van Ludolf) het poortgebouw en de linkervleugel waren afgebroken, onder Ludolphs leiding in 1786 ook de rechtervleugel werd afgebroken. Ludolph liet door middel van zijn testament uit 1791 bepalen dat zijn moeder, Lucia Helena van Burmania, Verhildersum gedurende de rest van zijn leven mocht bezitten. Zijn moeder liet de vervallen borg daarop voorzien van een nieuwe voorgevel door de Wehese timmerman Lammert Jans Ronda alvorens zij er haar intrek nam. Mogelijk verliet ze de borg reeds in 1798 want in dat jaar wordt de borg te huur gezet. In 1805 gebeurde dit opnieuw en het jaar erop overleed Lucia in Groningen. Tot 1816 werd de borg daarop te huur gezet, maar het is onbekend of er ook huurders zijn geweest in deze periode.
 
=== Notaris Bolhuis, familie Frida en restauratie ===