Keizer Frederik I Barbarossa: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Afkortingen met AWB
Regel 21:
'''Frederik I''', bijgenaamd '''Barbarossa''' ("Roodbaard") ([[Waiblingen]], [[1122]] – [[Anatolië]], [[10 juni]] [[1190]]) was een telg van het huis [[Hohenstaufen]], en van 1155 tot aan zijn dood [[keizer]] van het [[Heilige Roomse Rijk]].
 
Frederik I was door erfopvolging [[hertogdom Zwaben|hertog van Zwaben]]; dusdanig is hij ook bekend als Frederik III. Na de dood van zijn oom, [[Koenraad III (Rooms-koning)|Koenraad III]] op [[15 februari]] [[1152]] werd hij op [[4 maart]] te Frankfurt tot [[koning van Duitsland]] gekozen en op [[9 maart]] van datzelfde jaar door de aartsbisschop van [[Aartsbisdom Keulen|Keulen]] gekroond. Door snel te handelen en door afspraken te maken met zijn rivalen en potentiële tegenstanders (o.a.onder anderen [[Hendrik de Leeuw]] van het [[Welfen|Welfische huis]]) wist hij in korte tijd de kroon op te eisen. De prijs voor zijn kroon hield in dat hij Hendrik de Leeuw moest helpen zijn hertogdom Beieren terug te krijgen. Dit hertogdom werd van zijn vader afgenomen door Koenraad III. Barbarossa wist uiteindelijk [[Hendrik II van Oostenrijk|Hendrik Jasomirgott]] van het [[huis Babenberg]] (via het tweede huwelijk van Barbarossa's moeder aan hem verwant) tevreden te stellen met het [[hertogdom Oostenrijk]]. hiervoor werd het Privilegium Minus in het leven geroepen (''minus'' ter onderscheiding van het Privilegium Maius dat van latere datum is). Het hertogdom Oostenrijk werd speciaal gecreëerd voor deze gelegenheid door het af te scheiden van het grotere Beieren. Hendrik de Leeuw was hiermee akkoord omdat het de enige manier was om de rest van het [[Hertogdom Beieren (-1255)|hertogdom Beieren]] in zijn bezit te krijgen.
 
Op [[18 juni]] [[1155]] zalfde [[paus Adrianus IV]] hem te Rome tot keizer van het Heilige Roomse Rijk. Door zijn huwelijk in juni [[1156]] met gravin [[Beatrix I van Bourgondië]], dochter van graaf [[Reinout III van Bourgondië]], verwierf hij in [[1178]] het graafschap Bourgondië. Zijn eerste huwelijk, met Adela van Vohburg, had hij laten ontbinden. Uit dit huwelijk kwamen geen kinderen voort. Opmerkelijk is dat hij bij zijn keizerskroning Adela niet tot keizerin liet kronen. Beatrix is later wel door Victor III, de tegenpaus van de keizerlijke partij, tot keizerin gekroond. Zij vergezelde Barbarossa op de meeste Italiëtochten, en is minstens tweemaal hoogzwanger de Alpen overgestoken.
 
Hij was dan wel keizer van het Heilige Roomse Rijk maar in Duitsland had hij maar een wankele machtsbasis daar Duitsland in die tijd bestond uit honderden (autonome) territoriale vorstendommen. Slechts enkele waren '[[rijksonmiddellijk]]', dat wil zeggen dat ze rechtstreeks onder het gezag van de keizer vielen. Een ander probleem voor de Duitse koningen was dat er geen vaste rijkshoofdstad was. De nieuwe koning nam de vacante Rijksbezittingen over, maar was verder aangewezen op zijn eigen huisgoed. In tegenstelling tot de koningen van Frankrijk en Engeland, waar ook nieuwe dynastieën in de vaste hoofdstad zetelden, reisden de Duitse koningen voortdurend rond door hun eigen rijk. De rijksvorsten hadden als plicht de keizer te ontvangen als hij daar aanspraak op maakte. Onder Barbarossa's bewind kreeg Duitsland ook zijn sacraal karakter door de benaming 'Heilig Rijk'. Dit was een bewuste maatregel van Barbarossa en zijn raadgevers (o.a.onder anderen [[Rainald van Dassel]], [[lijst van aartsbisschoppen van Keulen|aartsbisschop van Keulen]]) om de positie van de keizer ten opzichte van de paus te versterken.
 
In 1155, op zijn eerste Italiëtocht, werd Frederik in Monza met de IJzeren Kroon van Lombardije tot koning van Italië gekroond. Italië en Bourgondië (in die tijd ook wel Regnum Arelate, het koninkrijk van Arles, genoemd) vielen samen met Duitsland onder het gezag van de keizerskroon. Om zijn gezag in Italië te versterken had hij grote ambities. Zo wilde hij de steden het foedrum laten betalen (een feodale schatplicht), en de steden en vorsten van Italië strakker aan de keizerlijke kroon binden. Echter, door de politieke situatie en gebrek aan de middelen om de stadstaten simpelweg zijn wil op te leggen werd hij in feite gedwongen partijganger te worden in de lopende onderlinge concurrentiestrijd in Noord-Italië. Een aantal steden kwam in verzet tegen de keizer en zijn bondgenoten en verenigde zich in de [[Lombardische Liga]]. Omdat Frederik ook met de paus (Alexander III) overhoop lag, werd ook de paus een partij in deze strijd. De paus steunde de steden van de Lombardische Liga financieel en moreel. Ondanks enkele indrukwekkende wapenfeiten (vooral de inname van Milaan in 1158, en wederom in 1162, waarna de stad verwoest werd en de bevolking over de vier windstreken verdreven) kon Barbarossa zijn zin niet doordrukken. In 1166 was hij er dichtbij, toen een leger onder leiding van [[Rainald van Dassel]] en [[Christiaan I van Buch]] (aartsbisschop van Mainz) de stad Rome dreigde te veroveren terwijl Frederik zelf met een tweede leger in aantocht was. Op het moment supreme brak er echter een malaria-infectie uit onder het Duitse leger (een vaak voorkomend probleem voor legers van boven de Alpen in de zomerhitte van Italië), waardoor velen sneuvelden en de dreiging ophield te bestaan. De Lombardische Liga diende Frederik uiteindelijk een zware nederlaag toe in de [[slag bij Legnano]] op [[29 mei]] [[1176]]. Dit leidde tot de Vrede van Venetië (1179), waarin Barbarossa het geluk had zijn tegenstanders tegen elkaar uit te kunnen spelen. In [[1183]] werd er een afzonderlijk akkoord bereikt met de Lombardische Liga, op veel gunstigere voorwaarden voor de keizer. Zo erkenden de steden o.a.onder andere het keizerlijk gezag.
 
In Midden-Italië kwam hij in conflict met de paus omwille van het feit dat Frederik door het systeem van de [[Rijkskerkenstelsel|Rijkskerk]] als het ware bisschoppen kon benoemen in de achtertuin van de paus. Daarnaast claimde hij veel keizerlijke rechten die in strijd waren met de belangen van de paus. Voornaamste hieronder was het bezit van de Mathildijnse Goederen. In 1157 te Besançon ontstond een rel toen Rainald van Dassel een brief van de paus voorlas aan het hof (de brief was natuurlijk in het Latijn, en Rainald vertaalde de brief voor zijn toehoorders in het Duits) waarin werd gesuggereerd dat de keizer een vazal van de paus zou zijn. De pauselijke gezanten leken dat niet erg tegen te spreken, waardoor het keizerlijke hof nog erger beledigd was. Na de dood van de toenmalige [[paus Adrianus IV]] (de enige Engelse paus) in 1159 ontstond een onverkwikkelijke situatie. Bij de verkiezingen voor de nieuwe paus waren de partijen verdeeld; er was een pro-keizerlijke partij en een pro-Siciliaanse partij. De pro-Siciliaanse kandidaat leek gewonnen te hebben, maar toen dat aangekondigd zou worden, trok de pro-keizerlijke kandidaat opeens de officiële mantel uit de handen van de bode en riep zichzelf to paus uit. Hij was Victor III. De pro-Siciliaanse kandidaat vertrok stilletjes uit Rome, en riep zich later tot "echte paus" (Alexander III) uit. Dit schisma duurde tot 1171. Alexander III behaalde een volledige overwinning.