Scherptediepte: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Legobot (overleg | bijdragen)
k Verplaatsing van 34 interwikilinks die op Wikidata beschikbaar zijn op d:q215932
Nijdam (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 6:
| [[Bestand:DOF-ShallowDepthofField.jpg|300px|thumb|Een tekst is hier gefotografeerd met een kleine scherptediepte.]]
|}
'''Scherptediepte''' is een centraal begrip uitin de fotografie. Het, geeftwaarmee de afstand aanwordt bedoeld tussen de dichtstbijzijnde en verste punten die scherp worden afgebeeld. Deze afstand wordt beïnvloed door de kwaliteit van de lens, het lichtgevoelige materiaal en de gebruikte [[diafragma (optica)|diafragmaopening]].
Deze afstand wordt beïnvloed door de kwaliteit van de lens, het lichtgevoelige materiaal en de gebruikte [[diafragma (optica)|diafragmaopening]].
 
==Concreter==
Regel 13 ⟶ 12:
 
== Verstrooiingscirkels ==
Wanneer de diafragmaopening wordt verkleind, zal de lichtkegel veel 'spitser' binnenvallen. De cirkels (verstrooiingscirkels) worden dan ook kleiner en dus scherper afgebakend. Om nu te bepalen wat door mensen als scherp wordt beschouwd, zijn er afspraken gemaakt die er voor het [[kleinbeeld]]formaat op neerkomen dat „scherp” overeenkomt met een verstrooiingscirkel met een diameter kleiner dan 0,03 mm.
 
De scherptediepte is dus het hele gebied (niet alleen op het vlak waarop is scherpgesteld, maar ook het gebied ervoor en erachter) in de voorwerpsruimte waarvan de verstrooiingscirkels in de beeldruimte kleiner zijn dan 0,03 mm. Het scherptevlak ligt overigens niet precies middenin dit gebied; de scherpte van het gebied vóór het scherpstelvlak is kleiner dan het gebied erachter. Bij de zogenaamde hyperfocale afstand loopt het scherptegebied achter het scherpstelpunt door tot in het oneindige.
Het scherptevlak ligt overigens niet precies middenin dit gebied; de scherpte van het gebied vóór het scherpstelvlak is kleiner dan het gebied erachter. Bij de zogenaamde hyperfocale afstand loopt het scherptegebied achter het scherpstelpunt door tot in het oneindige.
 
Voorwerpen die dichter bij of verder weg liggen dan het scherptevlak, worden dan onscherp weergegeven. De scherptediepte kan worden vergroot (zodat het gebied dat scherp wordt afgebeeld zich uitbreidt) door een [[diafragma (optica)|diafragma]] in te stellen dat het gebruikte lensoppervlak verkleint, maar dit gaat dan ten koste van de [[lichtsterkte (fotografie)|lichtsterkte]]. Naast het diafragma zijn de afstand tot het scherpstelpunt en de [[brandpuntsafstand]] van de [[Lens (optica)|lens]] de factoren die de scherptediepte bepalen:
Regel 26 ⟶ 24:
== Scherptediepte bij groothoeklens versus telelens ==
Een [[Groothoekobjectief|groothoeklens]] (met een korte brandpuntsafstand) heeft een veel grotere scherptediepte dan een [[Teleobjectief|telelens]] (met een grote brandpuntsafstand), de scherptediepte is namelijk omgekeerd evenredig met het kwadraat van de brandpuntsafstand maar dat gaat alleen op bij dezelfde instelafstand en diafragma.
Wanneer de instelafstand bij beide objectieven ongelijk is, maar de afbeeldingsmaatstaf gelijk, dan is de scherptediepte ook gelijk. Het enige dat in deze situatie dan verandert, is het [[lijnperspectief|perspectief]].
Zie berekening.