Velen hadden verwacht dat Cárdenas zijn oude vriend Múgica als presidentskandidaat zou benoemen. Cárdenas vreesde echter dat dit de rechtervleugel van de partij teveelte veel zou vervreemden, dus in plaats van Múgica wees hij zijn minister van defensie [[Manuel Ávila Camacho]] aan. Ávila Camacho's belangrijkste tegenstander was generaal [[Juan Andreu Almazán]], de kandidaat van de nieuwe [[Revolutionaire Partij van Nationale Eenwording]] (PRUN). Ávila Camacho de verkiezingen met 93,90% van de stemmen tegen 5,73% voor Almazán. De verkiezingen gingen echter gepaard met geweld en fraude, met goedkeuring van Cárdenas. Almazán overwoog een opstand te starten en vroeg steun aan nazi-Duitsland. De Amerikaanse regering verklaarde echter de Mexicaanse regering koste wat kost te steunen tegen Almazán om zo te voorkomen dat het [[fascisme]] voet aan de grond zou krijgen in Amerika. Hierdoor bedacht Almazán zich, en ontvluchtte het land.