Sint-Winoksbergen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Dqfn13 (overleg | bijdragen)
het wapen hoort eerder bij de geschiedenis dan ergens bovenaan...
Aanpassing geschiedenis
Regel 45:
{{Zie hoofdartikel|Geschiedenis van Sint-Winoksbergen}}
 
Sint-Winoksbergen ontstond in [[891]] als het ''castrum Bergense'', een primitieve versterking die deel uitmaakte van de verdedigingsgordel die graaf [[Boudewijn II de Kale]] opwierp om invallen van de [[Noormannen]] af te slaan. Andere castra die in deze periode langs de kust van het graafschap Vlaanderen werden opgericht, zijn onder meer Sithiu (het latere [[Sint-Omaars]]), [[Broekburg]], [[Veurne]], [[Gistel]], [[Oudenburg]], [[Aardenburg]], [[Oostburg]], [[Gent]], [[Kortrijk]], [[Ariën]] en Sint-Vaast ([[Atrecht]]).
Het verhaal gaat dat de [[Bretagne (koninkrijk)|Bretonse]] koningszoon [[Winok]] zich ergens tussen 665 en 675 samen met enkele metgezellen teruggetrokken zou hebben op de Groenenberg, een eenzame heuvel aan de rand van de voormalige kustmoerassen. Hun vestiging groeide echter al gauw uit tot een kloostertje; daarom zocht Winok opnieuw de stilte in het iets zuidelijker gelegen [[Wormhout]], waar hij in 717 ook begraven werd.
 
De plek, gelegen op de twee heuvels van de Groenberg, wordt echter al voor die tijd bewoond. Vermoedelijk bestond er al een nederzetting met een eigen parochiekerk, gewijd aan de heiligen [[Petrus]] en [[Martinus]]. Deze namen suggereren een relatief hoge ouderdom, die mogelijk opklimt naar de [[Merovingische]] tijden. Nieuw gebouwde kerken in dergelijke negende-eeuwse castra werden immers vaak aan [[Onze-Lieve-Vrouw]] toegewijd.
Toen de [[Noormannen]] in de tweede helft van de 9e eeuw begonnen binnen te vallen, bouwde graaf [[Boudewijn II de Kale]] op de Groenenberg een primitieve versterking. Later zou graaf [[Boudewijn IV met de Baard]] omstreeks [[1022]] hier de door de Noormannen in de as gelegde Sint-Winokskerk heropbouwen en er het gebeente van de heilige te rusten leggen. Daarmee was meteen ook de basis gelegd voor de latere abdij.
 
Na de bouw van de omwalling kreeg deze kerk een nieuwe rol als burchtkapel en werd omgevormd tot een collegiale kerk, bediend door een kapittel van seculiere kanunniken. Om deze gemeenschap van relikwieën te voorzien, liet graaf Boudewijn II op [[30 december]] [[899]] of [[900]] het stoffelijk overschot van de heilige [[Winok]] overbrengen vanuit [[Wormhout]]. Sindsdien draagt de stad diens naam.
 
In het jaar [[1000]] gaf graaf [[Boudewijn IV met de Baard]] de aanzet voor de bouw van de Sint-Winokskerk op de heuvel tegenover het castrum. Samen met de kanunniken verhuisden de relieken naar de plaats waar ze tot de [[Franse Revolutie]] vereerd zouden worden. Het seculier kapittel werd in 1022 omgevormd tot een benedictijnerabdij, bevolkt door monniken uit de naburige [[Sint-Bertijnsabdij]]. Vandaag de dag is de Sint-Winoksabdij een ruïne, op twee torens na, die werden herbouwd om te dienen als baken voor zeelui.
 
De voor de handel zeer gunstige ligging aan zee en de aanwezigheid van een belangrijk geestelijk centrum als de abdij betekenden een sterke stimulans voor de jonge nederzetting, zeker toen de graven van Vlaanderen er in 1028 een echte burcht bouwden. Het verlenen van een keure in 1240 voorzag in een extra prikkel voor stad, die een snelle [[topografische ontwikkeling van Sint-Winoksbergen|topografische ontwikkeling]] kende. De bestuurlijke onafhankelijkheid vond haar uitdrukking in het [[Belfort (toren)|belfort]], waarvan de bouw in 1240 door de graaf werd toegestaan. Bergen werd een haven en een textielcentrum van regionale betekenis, met sedert 1276 een eigen wolmarkt en in de volgende eeuwen ook twee druk bezochte laken- en doekmarkten. De Vlaamse graven gaven de nederzetting een van torens voorziene vestingmuur.
Regel 85 ⟶ 89:
Tegenover het stadhuis staat het [[belfort van Sint-Winoksbergen]].
 
Nabij de Sint-Maartenskerk verrijst de indrukwekkende Mons Pietatis ofte [[Berg van barmhartigheid|Berg van Barmhartigheid]], het pandjeshuis dat tussen 1629 en 1633 werd gebouwd door [[Wenceslas Coeberger]]. DezeHet was een van die veelzijdige getalenteerde figuren waar er opherbergt het eindestadsarchief vanmet de 16erijke eeuw wel meerbibliotheek van waren. Ze zochten oplossingen voor de problemenSint-Winoksabdij waaren desinds mensheid1956 meeook worstelde,het bedrevenStedelijk wetenschap,Museum. schrevenHet geschiedeniseerste metomvat doorheel henzelfwat bedachteverluchte enmanuscripten, onderwaaronder hunde leidinghagiografieën uitgevoerdevan belangrijkede enheiligen meestalWinok, omvangrijke werken,Oswald en vondenLewinna tussendoor nogdoor de tijd12e-eeuwse ommonnik nietDrogo; onverdienstelijkhet tetweede dichtenis en/ofvooral teeen schilderen.schilderijenmuseum, Coeberghermet werd na een verblijfwerken van 25bekende jaaren inminder [[Italië]]bekende inVlaamse, [[1604]]Franse naaren [[Brussel-Stad|Brussel]]Italiaanse geroepenmeesters, ommaar daarook alsmet hofschilderkunstschatten teuit gaande werken.abdij, Hijsouvenirs maakte niet alleen naam metuit de drooglegginglokale vanhistorie [[De Moeren (polder)|De Moeren]], maar liet ook als architecten een aanzienlijkeornithologische nalatenschapcollectie voor ons achter...
 
De Mons Pietatis is wel een van zijn fraaiste scheppingen. Dit in de afgelopen decennia gerestaureerde en als museum ingerichte bouwwerk werd tussen [[1629]] en [[1633]] opgetrokken in een Vlaamse renaissancestijl die duidelijk Italiaanse invloeden verraadt. Hij bouwde het als reactie op de woekerpraktijken van de Lombarden, een vooral op financieel gebied zeer uitgekookt volkje, dat in die jaren rentes tot 33% vroeg op geleende gelden. Uiteraard heeft zijn pandjeshuis weinig met barmhartigheid te maken, maar men leende er wel geld op reële voorwaarden, wat goedbeschouwd toch een vorm van barmhartigheid moet geleken hebben voor diegenen die tot dan toe uitgezogen werden.
 
De verhoogde halsgevel van het gebouw in bak- en natuursteen draagt in de top het jaartal [[1630]]. Het herbergt het stadsarchief met de rijke bibliotheek van de Sint-Winoksabdij en sinds 1956 ook het Stedelijk Museum. Het eerste omvat heel wat verluchte manuscripten, waaronder de hagiografieën van de heiligen Winok, Oswald en Livina door de 12e-eeuwse monnik Drogo; het tweede is vooral een schilderijenmuseum, met werken van bekende en minder bekende Vlaamse, Franse en Italiaanse meesters, maar ook met kunstschatten uit de abdij, souvenirs uit de lokale historie en een ornithologische collectie ...
 
In het stadscentrum treffen we nog een behoorlijk aantal historische gevels aan, die een sterk sfeerbepalend karakter bezitten, maar waaronder er zich geen houten exemplaren meer bevinden. Die verdwenen in de 19e eeuw.
Regel 132:
Als materiaal werd dezelfde gele baksteen gebruikt waarmee ook Diksmuide en Poperinge heropgebouwd werden. De nieuwe toren is trouwens door Poperingse metsers opgetrokken geweest.
Binnenin onderstrepen de goudgele glasramen van Marc Ingrent nog eens de baksteenkleur. We treffen er ook een uit het puin geredde Vlaamse grafsteen aan. De kruisweg in geglazuurde terracotta is van ene dame genaamd. Champillou uit [[Orléans]].
 
Op de Groenenberg duiden de Blauw- en de Piektorre de in 1811 gesloopte Sint-Winoksabdij aan.
Deze min of meer door Sint-Winok zelf gestichte abdij was in de Middeleeuwen een bloeiend religieus en cultureel centrum, met een rijke bibliotheek die gelukkig voor de Revolutionairen verborgen bleef en nu de rijkdom van het Stedelijk Archief uitmaakt.
 
Ze had zich bovendien bij het gewone volk een grote populariteit verworven dankzij de volgende op het christelijk gemoed werkende legende : Toen er eens een kind in de Kolme viel en verdronk, trokken de diepbedroefde ouders naar de abdijkerk en smeekten de abt om het reliekschrijn van Sint-Winok naar de plaats des onheils te brengen. Onmiddellijk werd er een stoet van monniken en vrome burgers gevormd die onder het zingen van gewijde liederen naar de rivier trok. En zie, het schrijn had het water nog maar nauwelijks aangeraakt of de ouders konden de kleine drenkeling levend en wel aan de boezem drukken. Nog elk jaar wordt op Drievuldigheidsdag (de eerste zondag na Pinksteren) dit wonder herdacht met een processie naar de Kolme. Behalve het schrijn worden dan ook zieke kinderen in het water gedompeld.
 
De door Boudewijn gebouwde abdij nu werd een honderdtal jaar later door brand platgelegd, op 5 september 1123 om precies te zijn. Maar reeds tien jaar later kon Milo I, bisschop van Terwaan de nieuwe kerk inwijden. Van dit bedehuis blijft enkel de vierkante middentoren (de huidige Blauwtorre, genoemd naar het leien dak dat tijdens de Tweede Wereldoorlog verdween) bewaard. Het onderste deel met de drie romaanse vieringbogen uit ijzerzandsteen dateren nog uit die tijd, de gotische klokkenverdieping stammen uit de 14e eeuw. Tegenwoordig is de torenstomp wel ver van haar oorspronkelijke functie verwijderd : ze herbergt sedert 1956 een betonnen watertoren.
Regel 156 ⟶ 151:
Niets herinnert ons aan de Sint-Pieterskerk of Sente Pieters Boven, de tweede parochiekerk, gesticht door [Robrecht I de Fries] na zijn overwinning bij [[Kassel (Frankrijk)|Kassel]] in [[1071]]. Ontsnapt aan de stadsbrand van [[1383]], verwoestten de Fransen het in [[1558]]. Na vernielingen door de Geuzen hield men de kerkdienst van [[1583]] tot [[1590]] in een klooster. De 17e-eeuwse kerk bestond uit een vierkante [[westtoren]], drie hallebeuken en drie hogere hallekoren. Inboedel en kunstbezit werden tijdens de Revolutie verkocht en het gebouw in [[1811]] gesloopt.
 
Van de overige kloosters blijft niet veel meer over. Het DominikanenkloosterDominicanenklooster, in de stad gevestigd sedert [[1240]], werd in [[1791]] opgeheven, het meubilair verspreid en de gebouwen gesloopt. Het puin gebruikte men in het onlangs gerestaureerde militair arsenaal aan de Bierenpoort.
 
Het Nieuw Klooster, in [[1248]] vanuit [[Spijker (Frankrijk)|Spijker]] (Spycker) naar Bergen overgebracht, werd in [[1591]] binnen de stadsmuren gevestigd nabij de Sint-Maartens, waar men in [[1614]] de eerste steen legde van de nieuwe abdijkerk. Het nog maar pas in [[1761]] volledig herbouwde complex werd na [[1791]] volledig gesloopt en vervangen door bebouwing en de huidige Place Saint-Victor.