Universaliënstrijd: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Josh (overleg | bijdragen)
redelijk grote toevoeging
Josh (overleg | bijdragen)
kleine extra toevoeging en verbetering binnen grotere toevoeging
Regel 1:
Met '''universaliënstrijd''' wordt de eeuwige strijd, met name in de [[Middeleeuwen]] gevoerd, over de status van algemene begrippen ([[universaliën]]). Zijn het slechts namen die wij aan dingen geven of bestaan ze onafhankelijk van ons denken en zijn, zijn het reëel bestaande dingen?
 
De wortels van dit (filosofisch) conflict dat gedurende de [[middeleeuwen]] in de [[metafysica]] woedde en meerdere eeuwen duurde zijn terug te voeren op het verschil van opvattingen tussen [[Plato]] en [[Aristoteles]] . Zeer sterk samengevat leerde de rationalist en begripsrealist Plato dat de werkelijkheid slechts een afschijn was van de ("in de hemelen") werkelijk bestaande ideeën (universaliën). Omdat Plato leerde dat de ideeën een werkelijk bestaan leidden noemt men hem ook wel ''begripsrealist''. Elke eik is dus, om het zo te zeggen, een niet geheel volmaakte afspiegeling van de werkelijke ideale eik. Aristoteles daarentegen leerde dat alleen het individuele een werkelijk bestaan leidt. Alleen de afzonderlijke of individuele eiken bestaan echt en ons (algemene) berip ''eik'' kan alleen maaar ontstaan zijn doordat we van alle (werkelijk bestaande) ''individualiteit'' van die daadwerkelijk bestaande eiken abstraheren. (zie ook de door [[Boëthius]] doorgegeven, op Aristoteles gebaseerde definitie van de mens en merk op dat mensen in de filosofie natuurlijk veel meer van belang zijn dan eiken). Tegenover het Platonisch [[rationalisme]] en (klassieke) begrips[[realisme]] stond het [[nominalisme]]. Het ging in de middeleeuwen dus om de begrippen opgevat als ''zijnden''

Merk overigens op dat het niet geheel toevallig is dat het rationalisme van Plato samenging met zijn universalisme of (begrips)realisme: iemand is een rationalist als hij kennis put uit zijn kennis van ''begrippen'' en deze begrippen moeten dus minstens de schijn van waarheid of werkelijkheid hebben om binnen een filosofie die in wezen een zijnsleer was (metafysica kwam toentertijd neer op zuivere [[ontologie]]), de waar- en werkelijkheid van het rationalistisch systeem aannemelijk te kunnen maken. Nadat het op het individuele gerichte denken van Aristoteles in de hoge middeleeuwen de overhand had gekregen (zie ook: [[scholastiek]]) kreeg in de moderne tijd het rationalisme weer stevige impulsen (Descartes, Spinoza, Leibniz) maar daar stond het niet meer tegenover nominalisme zoals in de middeleeuwen maar eerder tegenover het het [[empirisme]]. Deze verandering van tegenstellingen verliep min-of-meer simultaan met de opkomst van de [[epistemologie]] binnen de filosofie. Een van de meest uitgesproken vertegenwoordigers van het nominalisme in de middeleeuwen was Roscellinus van Compiègne die stelde dat de universaliën slechts gearticuleerde luchtstoten (''flatus vocis'') waren.
 
Na de middeleeuwen is niet alleen het begrip ''rationalisme'' van betekenis veranderd (al was het slechts door de verandering van oppositie) ook het (aanvankelijk) Platonische begrip ''realisme'' is van betekenis veranderd maar dan meteen ook volledig: in de moderne tijd noemt men Plato ook wel een idealist terwijl het moderne realisme diametraal tegenover het moderne idealisme geplaatst wordt.