Binnengasthuis (Amsterdam): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
lijkt me niet relevant voor dit lemma
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
[[Afbeelding:Uva33.JPG|thumb|320px|Het Binnengasthuiscomplex gezien vanaf de [[Grimburgwal]]]]
Het '''Binnengasthuis''' (BG) is een voormalig [[ziekenhuis]] in het centrum van [[Amsterdam]]. Nadat het ziekenhuis in 1981 opging in het [[Academisch Medisch Centrum]] (AMC), werd het BG-terrein één van de hoofdlocaties van de [[Universiteit van Amsterdam]], datdie zo'n 60% van het complex in gebruik heeft.
 
Het BG-terrein beslaat het gebied tussen de [[Oudemanhuispoort]], [[Grimburgwal]], [[Oude Turfmarkt]], [[Nieuwe Doelenstraat (Amsterdam)|Nieuwe Doelenstraat]] en [[Kloveniersburgwal]]. Een groot deel van het complex is aangewezen als [[rijksmonument]].
Regel 9:
Op de locatie van het Binnengasthuis bevonden zich in de [[middeleeuwen]] het Oude en Nieuwe Nonnenklooster. Het Nieuwe Nonnenklooster lag aan de [[Amstel (rivier)|Amstel]] en volgde de bocht die de rivier hier maakte, zoals ook te zien is op de stadsplattegrond van Cornelis Anthonisz uit 1544. Als gevolg van de oorspronkelijke kloosterfunctie heeft het terrein altijd ruimte voor tuinen behouden.
 
Na de [[Alteratie (Amsterdam)|Alteratie]] in 1578 kwamen de kloosters in handen van stedelijke liefdadigheidsinstellingen. In 1582 verhuisden een aantal [[gasthuis|gasthuizen]] (ziekenhuizen) naar de voormalige kloosters en vormden zo het Sint Pietersgasthuis, zoals het Binnengasthuis oorspronkelijk heette. Het Sint Pietersgasthuis was voornamelijk bedoeld voor armen, soldaten, matrozen en reizigers. Er was een mannen- en een vrouwenafdeling, een afdeling voor chirurgische patiënten, een apotheek, een "snijzaal" (operatiekamer) en een "baaierd" (rustzaal). De burgemeesters van Amsterdam dienden als bestuur van het Binnengasthuis. In de nabijgelegen [[Waag (Amsterdam)|Waag]], een voormalige stadspoort die in 1690-1691'91 aanzienlijk was verbouwd, werden anatomische lessen gegeven.
 
Naast het Sint Pietersgasthuis kende Amsterdam een tweede ziekenhuis. Dit was het [[Buitengasthuis (Amsterdam)|Buitengasthuis]], dat in 1635 buiten de [[Leidsepoort]] werd gebouwd als [[pesthuis]]; pestlijders werden via de Pestsloot per boot van het Binnengasthuis naar het Buitengasthuis vervoerd. Met de komst van het Buitengasthuis werd de naam van het Sint Pietersgasthuis veranderd in Binnengasthuis. Voor de rijkere Amsterdammers kwamen er in de [[19e eeuw|negentiende eeuw]] het [[Prinsengrachtziekenhuis]] (1857), nu onderdeel van het [[Onze Lieve Vrouwe Gasthuis|OLVG]], en het [[Burgerziekenhuis]] (1891), dat later het stadsdeelkantoor van [[Oost-Watergraafsmeer]] werd en nu fungeert als hotel. Het Buitengasthuis werd in 1891 vervangen door het [[Wilhelmina Gasthuis (Amsterdam)|Wilhelminagasthuis]].
 
[[Afbeelding:Bingast.jpg|thumb|320px|Het administratieve gebouw van het Binnengasthuis, in 1912-1913'13 gebouwd in de stijl van de vroege Amsterdamse School<br/>Bron: bma.amsterdam.nl]]
De huidige bebouwing van het Binnengasthuiscomplex werd tussen 1868 en 1890 gebouwd in [[Hollandse neorenaissancestijl]], grotendeels naar ontwerpen van de architecten [[H. Leguyt]] en [[A.N. Godefroy]]. Het centrale gebouw had twee vleugels, één voor vrouwelijke patiënten en één voor mannelijke patiënten. De gebouwen omvatten ook een stads- en gasthuisapotheek, een klinisch ziekenhuis, twee wachtkamers, een kraamkliniek en een vrouwenkliniek. Het administratiegebouw werd in 1912-1913'13 gebouwd in de stijl van de vroege [[Amsterdamse School (bouwstijl)|Amsterdamse School]] naar ontwerp van [[Jan van der Mey (architect)|J.M. van der Mey]]. Het zuidelijke deel van dit gebouw deed dienst als kinderkliniek en bestaat nu niet meer, omdat het in 1991 werd gesloopt en vervangen door nieuwbouw. De tweede chirurgische kliniek met zusterhuis, gelegen aan de Kloveniersburgwal, werd in 1913-1914'14 gebouwd naar ontwerp van [[F.W.M. Poggenbeek]].
 
===Toestand in de 19e eeuw===
Het Binnengasthuis was in de 19e eeuw berucht om zijn deplorabele toestanden. In 1867 schreven de regenten van het Binnengasthuis een rapport aan het stadsbestuur, waarin ze de afdeling verloskunde beschreven: "Zwangere vrouwen moeten haar dag- en nachtverblijf houden op sombere zolders. De verpleegkamers zijn op een andere verdieping gelegen dan de verloskamers, zodat de kraamvrouwen dadelijk na de bevalling een zeer moeilijke en nadelige verplaatsing moeten ondergaan. Voor reconvalescenten moet dienen een groot, hol, kil, kerkvormig en met stenen bevloerd lokaal, dat des winters voor geen behoorlijke verwarming vatbaar is. En de verloskamers zijn in een bouwvallig, slecht ingericht houten gebouw, dat bovendien te klein is om aan alle behoeften te voldoen".
Het Binnengasthuis was in de 19e eeuw berucht om zijn deplorabele toestanden.
In 1867 schreven de regenten van het Binnengasthuis een rapport aan het stadsbestuur, waarin ze de afdeling verloskunde beschreven: "Zwangere vrouwen moeten haar dag- en nachtverblijf houden op sombere zolders. De verpleegkamers zijn op een andere verdieping gelegen dan de verloskamers, zodat de kraamvrouwen dadelijk na de bevalling een zeer moeilijke en nadelige verplaatsing moeten ondergaan. Voor reconvalescenten moet dienen een groot, hol, kil, kerkvormig en met stenen bevloerd lokaal, dat des winters voor geen behoorlijke verwarming vatbaar is. En de verloskamers zijn in een bouwvallig, slecht ingericht houten gebouw, dat bovendien te klein is om aan alle behoeften te voldoen".
 
De verpleging bestond uit "knechten en meiden" die zich, volgens een rapport van het stadsbestuur in 1882, schuldig maakten aan drankmisbruik en mishandeling, de medicijnen verkochten en het voedsel voor zichzelf hielden. In reactie besloot de stad een jaar later om gediplomeerde verplegers in dienst te nemen.
 
Ook met de medische behandeling was het slecht gesteld. De Oostenrijkse arts [[Joseph Speilt]], die het Binnen- en Buitengasthuis in 1852 bezocht, schreef in zijn verslag aan het Koninklijke en Keizerlijke Artsengezelschap in Wenen: "Hoe moeten we deze twee verpleeginrichtingen beschrijven, die op geen enkele wijze die naam verdienen? Als wij bijzonderheden opsommen, blijkt als vanzelf dat ze het tegendeel zijn van wat ziekenhuizen behoren te zijn. (...) Op iedere buitenstaander maakt deze plek een hoogst onaangename indruk. Op zeshonderd zieken zijn er slechts twee artsen." Het verplegend personeel noemde hij een afschrikwekkend voorbeeld van ruwheid, traagheid en smerigheid.
 
==Conflict over de Theaterschool==
De Universiteit van Amsterdam heeft plannen gemaakt voor de bouw van een nieuwe bibliotheek voor de faculteit geesteswetenschappen die vanaf [[2010]] gerealiseerd moest worden. Hiervoor moetzou de voormalige Theaterschool moeten worden gesloopt. In dit gebouw zijn verschillende studentenverenigingen en de culturele stichting [[Stichting CREA|CREA]] gehuisvest.
 
De nieuwbouwplannen werden in 2001 goedgekeurd door de gemeenteraad. Het gebouw werd echter datzelfde jaar aangewezen als monument[[rijksmonument]], na een intensieve lobby door bewonersvereniging VOL BG. Volgens de bewoners laatliet de UvA het gebouw nuverder verkrotten om zo een oplossing te forceren. Na een lange strijd is in 2013 uiteindelijk besloten om de bestaande bebouwing zoveel mogelijk te handhaven en aan te passen aan de nieuwe functie.
 
==Verder lezen==