Reflex (biologie): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Robbot (overleg | bijdragen)
k Robotgeholpen doorverwijzing: Receptor - Koppeling(en) gewijzigd naar zenuwreceptor
Regel 10:
Reflexen kunnen vrij eenvoudig verlopen, zoals monosynaptische reflexen (zie afbeelding) van de skeletspieren. Men spreekt ook wel van spinale reflexen. Hierbij is sprake van slechts één schakel of [[synaps]] in het ruggenmerg. Een belangrijk rol spelen hier de [[proprioreceptoren]]. Deze liggen in de gewrichten, pezen en [[spierspoel]]en van een spier. Spinale reflexen van de spieren verlopen zeer snel en worden ook wel spier-eigenreflexen genoemd. De receptor ligt hier namelijk in het reagerende orgaan zelf: de spier reageert als gevolg van de rekking van de spier zelf. Veel van deze reflexen ontstaan via goed beschreven neuronale circuits. Vaak veroorzaakt uitrekking van die spier dan een samentrekking.
 
Een bekende reflex is de [[kniepeesreflex]]. Deze reflex ontstaat door een plotselinge rek van de bovenste dijbeenspier bijv. door het uit balans raken van het lichaam, maar ook tijdens lopen, springen e.d. ''Peesreflex'' is dan ook een onjuiste naam; [[spierrekkingsreflex]]en dekt de lading beter. De actieve samentrekking van de bovenste dijbeenspier is dus een reactie op de eerdere passieve rekking ervan. Tegelijkertijd gaat dit gepaard met een ontspanning van de [[Agonistische en antagonistische spieren|antagonist]]spier. Het laatste gebeurt via een remmend tussenneuron in het ruggenmerg. Dit voorbeeld illustreert dat zelfs bij eenvoudige reflexen sprake kan zijn van meerdere zenuwcellen of [[interneuron]]en tussen het sensorische en motorische neuron. Deze dienen om een gecoördineerde beweging waarbij meerdere spieren zijn betrokken tot stand te brengen.
 
===Complexe reflexen===
Meer complexe reflexen verlopen via meerdere synapsen. Zo lopen de reflexen van het autonome zenuwstelsel via een extra synaps in het [[zenuwknoop|ganglion]], een streng zenuwcellen die buiten het ruggenmerg loopt. Dit is dus een extra station dat gepasseerd wordt op weg naar het doelorgaan, bijvoorbeeld een speekselklier, gladde spier of de hartspier. De prikkels die deze reflexen veroorzaken zijn bijvoorbeeld pijnprikkels, of prikkeling van mechanoreceptoren en [[chemoreceptor]]en van inwendige organen zoals de long, maagdarmkanaal en bloedvaten. De eindorganen worden bovendien door twee soorten efferente zenuwvezels aangestuurd, een [[orthosympathisch]] en een [[parasympathisch]] deel. De reflexen die via meerdere synapsen lopen, zijn langzamer en worden ook wel vreemde reflexen genoemd. Dit wil zeggen dat de receptor die de prikkel ontvangt hier ruimtelijk gescheiden is van het reagerende orgaan. Een voorbeeld is de buigreflex waarbij prikkeling van de voetzool leidt tot buiging van gewrichten in het been. Andere voorbeelden zijn de corneareflex, hoesten en niezen.
 
==Invloed van hersenfuncties==
Regel 19:
 
==Automatisch gedrag==
De term reflex wordt soms ook wel gebruikt als aanduiding van automatische, aangeleerde reacties. Een voorbeeld is het het aanleren van bewegingen in de sport of bepaalde motorische vaardigheden. Door training wordt de lichamelijke reactie op een prikkel vastgelegd in neurale circuits. De [[kleine hersenen]] spelen hierbij een belangrijke rol. Ook de reflexen die ontstaan door klassieke [[klassieke conditionering]] ([[Geconditioneerde reflex|Hond van Pavlov]]) vallen in deze categorie. Deze aangeleerde lichamelijke reacties ontstaan mede onder invloed van het bewustzijn en de hersenen. De hier genoemde aangeleerde reacties komen dan ook via meer complexe neurale circuits in de hersenen tot stand, dan de banen van de reflexen die louter via het ruggenmerg lopen.
==Overzicht van reflexen==
=== Spierrekkingsreflexen ===