Duinkerker kapers: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Verplaatsing van 8 interwikilinks die op Wikidata beschikbaar zijn op d:q2427781 |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 2:
==Tachtigjarige Oorlog==
Tijdens de [[Nederlandse Opstand
Eerst bestond deze vloot uit [[koningsschip|koningsschepen]], maar die werden al snel aangevuld door particuliere reders die een [[kaperbrief]] bemachtigden van de Hoge Admiraliteitsraad te [[Brussel (stad)|Brussel]]. In ruil voor zo'n vergunning moest men 10% van de buit afdragen als belasting en 35% schenken aan de armenzorg (ten bate van het eigen zielenheil). Al snel werd zo'n enorme schade toegebracht aan de scheepvaart van de [[Unie van Utrecht (geschiedenis)|Unie van Utrecht]] dat de [[Staten-Generaal van de Nederlanden]] in 1587 besloten deze kapers als zeerovers te behandelen en het "recht van voetspoeling" toe te passen, dat wil zeggen: gevangengenomen bemanningsleden van kaperschepen zonder enige vorm van proces overboord te gooien of te knuppelen.
Aan Spaanse zijde waren veel kaperkapiteins
In 1600 werd het leger van [[Maurits van Oranje]] op
===Twaalfjarig Bestand===
Het [[Twaalfjarig Bestand]] (1609-1621) bracht een tijdelijke onderbreking van de activiteiten. Daarna leefde de plaag verhevigd op. [[Ambrogio Spinola]] liet twaalf nieuwe schepen bouwen en aartshertogin [[Isabella van Spanje]] verplaatste in 1626 de uitvoerende admiraliteit van de [[Spaanse Nederlanden]] van [[Sint-Winoksbergen]] naar Duinkerken.
In 1629 kwam [[Piet Hein (zeevaarder)|Piet Hein]] om bij een expeditie tegen de kapers. Vanaf 1631 kon de vloot van de Republiek, met
De meest succesvolle particuliere reder in die tijd was [[Jacob van de Walle]] die tussen 1623 en 1633 ruim 600 schepen prijsmaakte. Het gemiddelde aantal schepen dat de kapers per jaar tussen 1627 en 1646 buitmaakten, bedroeg 229, waarvan ongeveer de helft uit de Republiek. Dat waren niet allemaal rijkbeladen koopvaarders maar ook
===Wederzijdse behandeling van gevangenen===
De staande order Duinkerker gevangenen in zee te werpen riep steeds meer weerstand op. Veel zeelui wisselden nog al eens van partij — dat was ook één van de motieven geweest voor de harde maatregel — en men hield de relaties dus het liefst zo vriendelijk mogelijk. Als represaille was het de Duinkerker schepen al bevolen van zinkende Nederlandse oorlogsbodems de bemanning niet te redden. Duinkerker gevangenen die men opbracht, werden echter alsnog door de admiraliteiten gehangen.
De kapiteins van de Republiek ontdoken daarom het bevel door Duinkerkers met een boot bij vloed op een van de zeer vele zandbanken voor de Vlaamse kust af te zetten. Zo werden toch hun voeten gespoeld en konden ze bij eb gewoon naar het vasteland lopen. Toen dit eerder regel dan uitzondering dreigde te worden, vergde men in 1625 van elke kapitein de eed dat hij de gevangenen zou ombrengen of opbrengen — dit laatste tegen een premie van dertig
De vergaderingen van de admiraliteitsraden waren vrij toegankelijk en werden regelmatig bezocht door delegaties van jammerende zeemansvrouwen die het losgeld voor hun mannen niet konden opbrengen. Vanaf 1623 werden er in [[Roosendaal]] eenmalige overeenkomsten over uitwisseling gesloten, die in 1629 resulteerden in een verdrag. Daarna werden gevangen kapers in feite hiervoor ingezet, hoewel de order niet werd ingetrokken. Toen men in 1631 na de overwinning in de [[Slag op het Slaak]] een duizendtal "Spaanse" krijgsgevangenen gemaakt had, suggereerde de [[Admiraliteit van Amsterdam]] nog ook dezen maar te verdrinken. [[Frederik Hendrik van Oranje|Frederik Hendrik]] verbood dit echter.
De laatste die Duinkerkers liet executeren, schijnt [[Maarten Tromp]] geweest te zijn. Toen zijn blokkadevloot in 1634 heimelijk 's nachts door een schip werd aangevallen, liet hij de bemanning ervan aan zijn ra's hangen en voer zo voor
===Slag bij Duins===
Toen de landroute door de Fransen werd afgesneden, deed men in 1639 een poging met een hele armada door te breken. Dit werd verijdeld door de veel krachtdadiger nieuwe bevelhebber Tromp, die de armade op de [[Rede van Duins|rede van de ''Downs'']] dreef. De Duinkerkers deden mee aan de hieropvolgende [[Slag bij Duins]] maar hoewel de Spaanse vloot zelf bijna werd vernietigd, wisten de kapers grotendeels te ontkomen.
Hoewel de kapers vanaf 1641 tot "vrijbuit" werden verklaard (wat inhield dat eenieder ze zonder eigen kaperbrief mocht aanvallen) en er zelfs opbrengpremies werden geboden tot 30.000 guldens voor de grootste oorlogsbodems, werd het alleen maar erger. Behalve een dertigtal koningsschepen hadden particuliere reders zo'n zeventig kapers die
De Staten-Generaal besloten dat het nu genoeg geweest was: men beval luitenant-admiraal Maarten Tromp om de havens te blokkeren terwijl [[Lodewijk XIII van Frankrijk
==Invloed op scheepsconstructie==
Regel 41:
Een generatie lang bleef het nu rustig. Maar tijdens de [[Hollandse Oorlog]] werd de Franse bondgenoot, die vanaf 1662 de stad definitief in handen kreeg door haar van [[Karel II van Engeland]] te kopen, zelf tot vijand. Al in 1672 liet [[Lodewijk XIV van Frankrijk|Lodewijk XIV]] opnieuw kaapbrieven tegen de Republiek uitgeven. Deze kapers waren van afkomst nog vaak Vlamingen, maar ook veel Zeeuwen en Hollanders zoals [[Karel Keyzer]].
Eén van hen, [[Jan Baert]], zou uitgroeien tot Franse zeeheld. In 1691 brak hij een blokkade van de stad, en in 1694 en 1695 sloeg hij aanvallen van de Engels-Nederlandse vloot af. Zijn grootste prestatie was echter bij de [[Slag bij Texel (1694)|Slag bij Texel]] in 1694. Terwijl het Franse volk aan de rand van de hongerdood stond, wist hij een korenvloot uit de [[Oostzee]] te heroveren en veilig de haven van
Nadat in 1697 een aantal particuliere reders was uitgekocht door de Republiek, nam de kaapvaart sterk in betekenis af.
Regel 56:
[[Categorie:Tachtigjarige Oorlog]]
[[Categorie:Geschiedenis van Duinkerke]]
[[Categorie:Geschiedenis van Vlaanderen]]
|