Ridderschapstraat (Utrecht): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 28:
De stad Utrecht oefende druk uit op het Ridderschap om terrein vrij te maken voor uitbreiding van de stad. Ook op andere plaatsen in de stad werden nieuwe straten aangelegd. Al in 1630 was terrein aan de Molenstraat en later nog achter de panden Plompetorengracht 1 tot 7 verkocht door het Convent van Wittevrouwen. In 1663 stemde de Ridderschap in met de aanleg van een straat door de voormalig moestuin, tussen de Wittevrouwenstraat en de Molenstraat. De stad Utrecht verstrekte een gunst door bij de uitgifte van grond de bouw van huizen voor tien jaar vrij te stellen van belastingen. Het Convent van Wittevrouwen houdt verkopingen in 1664 en 1665 van in een tiental percelen ingedeelde bouwgrond. Op een aantal percelen werd bebouwing mee verkocht of zelfs gebouwen van het voormalige klooster.
 
Tot de kopers behoorden Jonker Floris Borre van Amerongen, Jonker Gerard van Reede Heere tot Drackensteijn, apotheker Gosines Ketel, timmerman Gijsbert Hendrickss Schade en bouwmeester Gijsbrecht Anthoniss van Vianen. Van Reede tot Drackesteijn kocht het voormalig abdijgebouw met stallen en een ruim erf. Vroegere verkopingen door het Convent van Wittevrouwen van percelen aan de Plompetorengracht gingen met recht van erfpacht, deze percelen waren daarvan vrij. In 18 maanden tijd stonden er al 18 nieuwe huizen langs weerszijden van de straat. De eigenaren van panden aan de Plompetorengracht met grond tot de nieuwe straat bouwden er koetshuizen. De familie Borre van Amerongen bouwde op het perceel van nu Ridderschapstraat 8 een koetshuis met stallen. Zij woonden op de Wittevrouwenstraat, waar nu de entree naar de Universiteitsbibliotheek is te vinden. Een nieuw garagepand op Ridderschapstraat 8 werd in 1916 gerealiseerd, naar een ontwerp van architect [Dirk_Jan_Heusinkveld/ D.J. Heusinkveld]: de Utr. Taxa en Automobielmaatschappij U.T.A.M..
 
In de periode 1820-1828 werden alle huizen van Ridderschapstraat 5 tot en met 27 gekocht door de stad Utrecht. Daartoe behoorde het terrein met opstallen van de 5e Graaf van Rheede van Athlone. Zijn pand met bijgebouwen en erf was in de Bataafse Revolutie al geconfisqueerd en in 1810 overgedragen aan het Rijk. Na 1815 werd het huis van Athlone na verschillende bestemmingen als kazerne ingericht. De gebouwen voldeden slecht, maar de locatie wel. In 1829 wordt tussen de Ridderschapstraat en de Wittevrouwenkade de nieuwe [[Willemskazerne (Utrecht)|Willemskazerne]] gebouwd bestemd voor 2500 man. In 1877 is deze kazerne grotendeels verwoest tijdens een brand. De bouwgrond voor nieuwe huizen Ridderschapstraat 5 t/m 27 werd door de gemeente Utrecht in 1883 in 6 percelen verkocht aan aannemers. Zij ontwikkelden woningen voornamelijk voor de huurmarkt. In 1885 waren 20 beneden-/bovenwoningen gerealiseerd en bewoond, bij twee woningen met bedrijfsruimte.