Eifelaquaduct: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
JRB (overleg | bijdragen)
JRB (overleg | bijdragen)
Regel 33:
De constructie is van beton en stenen die een gebogen overkapping vormen. De buitenkant van het aquaduct werd beplakt met een roodachtig mengsel genaamd ''opus signinum'', dat bestaat uit kalk en gemalen baksteen, om vuil water buiten te houden. Om ook grondwater buiten te houden, werden er op sommige plaatsen langs het aquaduct [[drainage]]kanalen aangelegd.
 
==Nalatenschap==
Het [[archeologie|archeologisch]] onderzoek naar het Eifelaquaduct begon in de 19e eeuw. In 1867 was C.A. Eick in ''[[Grüner Pütz]]'' de ontdekker van de verste bron vanaf Keulen gerekend. Grüner Pütz ligt in de buurt van Nettersheim. Tussen 1940 en 1970 voerde Waldemar Haberey een systematische studie naar het aquaduct uit. Zijn boek uit 1971 is een goede gids over de loop en de constructie van het aquaduct. In 1980 bracht de archeoloog Klaus Grewe de loop van het aquaduct volledig in kaart en voegde hij deze toe aan de officiële Duitse topografische kaart. Zijn ''Atlas der römischen Wasserleitungen nach Köln'' (Atlas van de Romeinse aquaducten naar Keulen) is een standaardwerk voor onderzoekers op het gebied van de [[Romeinse architectuur]].
 
De Eifelaquaduct is een uiterst belangrijke en waardevolle archeologische site, in het bijzonder voor de studie naar de Romeinse manier van [[landmeten]], hun organisatievermogen en technische know-how op ingenieursgebied. Het is ook een aangrijpend symbool voor het verlies aan technische kennis dat er tussen de [[Middeleeuwen]] en zelfs tot in meer recente tijden, geen beter gebruik voor het aquaduct werd gevonden dan als [[steengroeve]]. Het Romeinse niveau van [[technologie]] benodigd voor de bouw en instandhouding van het aquaduct werd pas in de 19e en 20e eeuw opnieuw bereikt.
 
== Literatuur ==