Kapittel van Sint-Servaas: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 17:
In de 11e en 12e eeuw maakte het Sint-Servaaskapittel een grote bloeitijd mee. De banden tussen de [[Rijkskerksysteem|rijkskerk]] en de [[Duitse koningen]] waren nauw en een lange reeks proosten bekleedden het ambt van [[Kanselier (historisch)|rijkskanselier]] van het [[Heilige Roomse Rijk]].<ref>Kroos, R., ''Der Schrein des heiligen Servatius in Maastricht und die vier zugehörigen Reliquiare in Brüssel'' (München, 1985), pp. 49-53</ref> De proosten kwamen vrijwel zonder uitzondering uit de hoogste kringen van de Duitse adel en combineerden hun functie in Maastricht vaak met andere eervolle banen, zoals het proostschap in [[Aken (stad)|Aken]], [[Keulen (stad)|Keulen]] of [[Bonn]], of werden later (aarts)bisschop van [[Luik (stad)|Luik]], Keulen of [[Mainz]].<ref>A. Bosman, ''De Onze Lieve Vrouwekerk te Maastricht''. Utrecht/Zutphen (1990), p. 172</ref> In 1204 kwam het benoemingsrecht van de proosten bij de [[lijst van graven van Brussel en hertogen van Brabant|hertog van Brabant]] te liggen, waarna het belang van het kapittel enigszins afnam.
 
In deze periode zegden de kanunniken het gemeenschappelijke leven vaarwel en gingen zelfstandig wonen. De kanunnikenhuizen van het Sint-Servaaskapittel bevonden zich in een aaneengesloten gebied rondom de Sint-Servaaskerk, voornamelijk aan het Sint-Servaasklooster, het [[Henric van Veldekeplein]] en het [[Vrijthof (Maastricht)|Vrijthof]]. In dit gebied, de zogenaamde claustrale singel, bevonden zich tevens de [[Sint-Janskerk (Maastricht)|Sint-Janskerk]] (de doop- en parochiekerk), het Sint-Servaasgasthuis en de Sint-Jacobskapel (waar pelgrims werden opgevangen en zieken werden verzorgd), de [[Proosdij van Sint-Servaas|proosdij]], de bakkerij, de brouwerij, de voorraadschuren en de paardenstallen van het kapittel. Rechtspraak vond plaats in de 'lange gang' van de [[kloostergang]], executies vonden plaats achter de proosdij bij de muur van de eerste omwalling, de grens van de [[Immuniteit (grondstuk)|immuniteit]]. Veroordeelden afkomstig uit de [[elf banken van Sint-Servaas]] werden in de burcht van [[Heer (Maastricht)|Heer]] opgesloten.
 
Naast de kapittelkerk (de Sint-Servaas) en de eigen parochiekerk (de Sint-Jan), viel ook de [[Sint-Matthiaskerk (Maastricht)|Sint-Matthijskerk]] onder het gezag van de kanunniken. Daarnaast bezat het kapittel parochiekerken in verderafgelegen dorpen (wellicht ooit vanuit het [[bisdom Maastricht]] gesticht), waarvan het kapittel de [[Collatierecht|collatie]] bezat en recht had op de [[tiend]].
Regel 28:
In de periode na de [[Reformatie]] bestond het kapittel van Sint-Servaas uit ca. 190 leden (bedienend personeel niet meegerekend): een proost, een deken, 36 gewone kanunniken, 30 'kleine' kanunniken ([[kapelaan]]s, die missen opdroegen aan de diverse altaren van de Sint-Servaaskerk), ca. 100 andere kapelaans, 10 roededragers (gerechtsdienaren en [[deurwaarder]]s) en 12 chorisocii (begeleiders bij [[processie]]s). De oorspronkelijke doelstelling van het kapittel was de eredienst aan God en de zorg over de 'kerk van Maastricht', maar dat ideaal was in de loop der tijden vertroebeld. Van 1545-1563 poogde het [[Concilie van Trente]] een einde te maken aan een reeks misstanden in de [[Rooms-katholieke Kerk]]. Ook het kapittel van Sint-Servaas kreeg hiermee te maken en in 1556, 1557, 1559 en 1609 kregen de kanunniken bezoek van [[visitatie]]commisies (in 1557 onder anderen met de Leuvense hoogleraar en [[inquisitie|inquisiteur]] [[Ruard Tapper]]). Hierna werd het kapittel aangespoord meer aandacht te geven aan zaken als het bijwonen van het koorgebed, niet kletsen, lachen of ruziemaken in het koor, het dragen van de [[tonsuur]] en het geestelijk gewaad, het verbod op kansspelen of herbergbezoek, het verplicht wonen binnen de claustrale singel en het verwijderen van [[concubine]]s en onwettige kinderen uit het gebied. Bij de laatste visitatie bleken de ergste misstanden opgelost.<ref>Tagage, pp. 113-125</ref>
 
Aan het einde van de 18e eeuw woonden enkele kanunniken weer buiten de claustrale singel. Zo lieten de gebroeders Andreas en Wilhelmus Soiron aan de Grote Gracht een groot herenhuis bouwen naar een ontwerp van hun broer, de architect [[Mathias Soiron]]. De proost van het kapittel (toen ook hoogproost genoemd) woonde niet langer in de proosdij, maar in een luxueus [[stadspaleis]] aan het [[Henric van Veldekeplein]]. Tevens beschikten de proosten over een kasteel in Mechelen-aan-de-Maas.<ref>Hackeng (2006), p. 32</ref>
 
==Einde van het kapittel==