Islamitische visies op niet-moslims: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
refpositie; noten; appendix |
|||
Regel 6:
==Geschiedenis==
De omgang van de islam met andere godsdiensten is in het verleden zeer verschillend geweest. Op basis van [[soera De Koe]] 256 kan het [[Bekering|bekeren]] slechts uit vrije wil en zonder dwang. De religie kent officieel dan ook geen [[zending]]sdrang. Bij de [[Verspreiding islam (632-661)|verspreiding van de vroege islam]] bleef, behalve een elite van [[Arabieren|Arabische]] moslims, de onderworpen bevolking in eerste instantie haar oude religie aanhangen.<ref name="Markus Hattstein">''Islam, cultuur en religie'', Markus Hattstein, vertaling door Nannie Nieland-Weits, Tandem Verlag GmbH, 2006, blz. 18, ISBN 978-3-8331-2631-4</ref> Arabieren konden zich aanvankelijk niet eens voorstellen dat een niet-Arabier moslim wilde worden.<ref name=huis>''In het huis van de islam'', Henk Driessen (redactie), Camilla Adang, Uitgeverij SUN, tweede druk november 2001, ISBN 90 6168 606 7, blz. 224</ref>
In tegenstelling tot de houding tegenover de Mensen van het Boek werd een andere houding ingenomen jegens aanhangers van [[natuurgodsdienst]]en. Met name [[Afrika]]anse stammen die meerdere [[goden]] aanbaden werden hard aangepakt. In [[Soedan]] werden ze lange tijd, net als door de christenen, als [[slavernij|slaven]] behandeld. Tussen de [[11e eeuw|11e]] en [[13e eeuw]] bekeerden zij zich, deels onder dwang, door het militante optreden van de [[Almoraviden]] en de [[Almohaden]].<ref>''Islam, cultuur en religie'', Markus Hattstein, vertaling door Nannie Nieland-Weits, Tandem Verlag GmbH, 2006, blz. 18-19, ISBN 978-3-8331-2631-4</ref>
Volgens het merendeel van de islamitische [[fiqh]]geleerden en [[theologen]] verdient een moslim die van het geloof afvalt ([[ridda]]), en zich zodoende buiten de islam plaatst, de [[doodstraf]], maar men verschilt van mening of dit gepleegde feit wel voldoende is om een oordeel te vellen en uit te voeren.<ref>''Nieuwe inleiding tot de islam'', Dr. J.J.G. Jansen, Uitgeverij Coutinho, 1998, ISBN 90 6283 129 X CIP, blz 92</ref>
Met betrekking tot de [[kafir]]s, de ongelovigen, werd in de periode van Mohammeds verblijf in [[Mekka]] ([[610]]-[[622]]) geen [[jihad]] gevoerd tegen hen. Mede gezien de getalsmatige verhouding van moslims en niet-moslims was een vreedzame co-existentie noodzakelijk tot de [[hidjra]]. In [[Medina (Arabië)|Medina]] kwam deze strijd echter centraler te staan. Deze jihad behoeft tegenwoordig slechts vervuld te worden als er voldoende deelnemers zijn; moderne radicalen vatten het wel op als een individuele plicht.<ref name="JJG Jansen">''Nieuwe inleiding tot de islam'', Dr. J.J.G. Jansen, Uitgeverij Coutinho, 1998, ISBN 90 6283 129 X CIP, blz. 85-86&166</ref> Volgens verschillende [[Hadith|overleveringen]] dient men voor de aanval de ongelovigen uit te nodigen te erkennen dat er slechts één godheid, dat wil zeggen God, is en Mohammed Zijn [[profeet]]<ref>''De Gebeden in de Islam'', AboeBakr Djaber El Djezeïra, vertaling door drs. Jaennette Ploeger, Uitgeverij Project Dien, 2005, blz. 30, ISBN 90-804113-6-1</ref>, dat wil zeggen vooraf dient een oproep tot bekering gedaan te worden.
Regel 31:
* [[Antisemitisme (islam)]]
{{Appendix
== Noten ==
{{References}}
}}
{{Navigatie islam}}
|