Ontwikkelingspsychologie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Didius (overleg | bijdragen)
Uitdieping geschiedenis
Didius (overleg | bijdragen)
Ingrijpende verandering, met onder andere aanvullig en uitdieping.
Regel 16:
Aangezien er zowel theorien gevormd werden als systematische observaties kon men spreken van een nieuwe wetenschap, de '''genetische wetenschap'''.
 
Gelukkig bleef men niet zijn toevlucht niet nemen tot de babybiografieën, aangezien die uiterst subjectief waren. Er werden nieuwe onderzoekstechnieken uitgedokterd. De longitudinale methode werd ingewisseld voor een transversale methode, ontwikkeld door [[William Stern]], aangezien de longitudinale methode al gauw 16 jaar observatie kon betekenen vooraleer men resultaten bemachtigde, terwijl de transversale methode veel korter was.
 
Door de invloed van het Amerikaanse [[behaviorisme]] en het alsmaar grotere belang de rol van de opvoeding werd de naam '''genetische psychologie''' algauw vervangen door '''ontwikkelingspsychologie'''.
 
Tot 19601950 kijken we naar de theorieën in de ontwikkelingspsychologie als
== Klassieke theorie ==
klassiek. In deze klassieke ontwikkelingspsychologie (met beroemde [[psycholoog|psychologen]] als [[Jean Piaget]], [[Lawrence Kohlberg]] en [[Sigmund Freud]]) werd ontwikkeling puur gezien als een proces dat enkel de ontwikkeling van de geboorte tot de volwassenheid omvat, waarin een duidelijk eindpunt in aanwezig is. Met het bereiken van de volwassenheid is de mens tot realisatie gekomen van al zijn mogelijkheden zo dacht men. Van dan af kwam het er enkel op aan een status-quo te handhaven, tot de oude dag kwam en de verworven functies een terugval kenden. Deze ontwikkeling werd opgedeeld in stadia, waarin elk stadium gezien werd als een meer ontwikkelde dan degene ervoor. Sommige stadia waren de afronding van een ontwikkelingsproces welke al voor de volwassenheid afgerond is, zoals bijvoorbeeld het formeel-operationele denken (Piaget). Andere stadia waren pas "af" op het moment van volwassenheid.
Tot 1960 kijken we naar de theorieën in de ontwikkelingspsychologie als
klassiek. In deze klassieke ontwikkelingspsychologie (met beroemde [[psycholoog|psychologen]] als [[Jean Piaget]], [[Lawrence Kohlberg]] en [[Sigmund Freud]]) werd ontwikkeling puur gezien als een proces dat enkel de ontwikkeling van de geboorte tot de volwassenheid omvat, waarin een duidelijk eindpunt in aanwezig is. Deze ontwikkeling werd opgedeeld in stadia, waarin elk stadium gezien werd als een meer ontwikkelde dan degene ervoor. Sommige stadia waren de afronding van een ontwikkelingsproces welke al voor de volwassenheid afgerond is, zoals bijvoorbeeld het formeel-operationele denken (Piaget). Andere stadia waren pas "af" op het moment van volwassenheid.
 
Tegenwoordig wordt het moeilijker om stadia te bepalen. Mensen ontwikkelen zich vaak op uiteenlopende manieren en een uniforme theorie lijkt daarom zeer lastig. Vandaar men vandaag de ontwikkeling opvat als een levenslang veranderingsproces. Iedere fase opent nieuwe perspectieven, in elke fase worden bepaalde gedragsvormen en opvattingen achterwege gelaten en vervangen door andere. Hier kwam dan ook de evolutie van de term ''ontwikkelingspsychologie'' naar ''levenslooppsychologie''.
== Levenslooppsychologie ==
Tegenwoordig wordt het moeilijker om stadia te bepalen. Mensen ontwikkelen zich vaak op uiteenlopende manieren en een uniforme theorie lijkt daarom zeer lastig. Omdat de klassieke ontwikkelingspsychologie zich ook vooral op de biologische ontwikkeling richtte, is het extra lastig om een losstaande theorie te ontwikkelen na de fysieke volgroeiïng. Daarom richt de moderne ontwikkelingspsychologie zich vooral op de invloed van zaken als toeval, [[cultuur]], [[geschiedenis]] en sociale omgeving.
 
Deze uitbreiding kwam natuurlijk niet plots. Het waren vooral de sociologen die de eerste stappen hebben gezet in deze richting. Na de tweede wereldoorlog kregen steeds meer jongeren de kans langer school te volgen, waardoor ze zich langer konden distantiëren van de volwassenenwereld. Hierdoor werd een verandering in hun gedrag zichtbaar, en werden ze natuurlijk interessant onderzoeksbegied.
==Zie ook==
 
Ietwat later ontstond een groeiende interesse uit medische hoek, naar aanleiding van de ouderdomsproblemen die opstaken. Ouderen gingen een aparte maatschappelijke groep gaan vormen, die zeer interessant werd voor de psychologen en sociologen. Zo ontstond de [[gerontologie]] en geleidelijk ook een [[psychogerontologie]].
 
Enkel de brede middenmoot, de volwassenheid bleef gedurende lange tijd een oninteressant onderzoeksgebied. Dat kwam doordat de opvatting nog sterk leefde dat volwassenen weinig tot niets evolueren. Men zag volwassenheid als een stabiele periode waarin geen schokkende gedragsverandering te verwachten zijn. En hoe dit gedrag eruit zit werd al voldoende bestudeerd in de psychologie van volwassenen.
 
De verschillende psychologen (kinderpsychologen, adolescentiepsychologen en psychogerontologen) bleven gedurende lange tijd naast elkaar werkzaam. Het is pas recent dat deze bevindingen worden samengevoegd tot een circa gestroomlijnd geheel. De ontwikkelingspsychologie krijgt een levensloopperspectief. Jammergenoeg loopt de levenslooppsychologie nog altijd wat mank, waarbij vooral de kinder- en adolescentiepsychologie volop aandacht verkrijgen en psychogerontologie vooral medisch benaderd wordt.
 
== De indeling in fasen ==
Meestal wordt de levensloop in gedeeld in een aantal duidelijk gescheiden fasen. Ook in ons alledaags taalgebruik wordt een opdeling gebruikt, zo spreken we over kind, jongere, volwassene, en bejaarde. We maken ook heel eenvoudig een onderscheid tussen het gedrag van een puber en een kind bijvoorbeeld. Het lijkt allemaal zeer zelfsprekend, maar in werkelijkheid is het niet zo eenvoudig. Zo kan men binnen de fase van kind een onderscheid gaan maken tussen een baby en een kleuter.
 
Het lijkt erop dat iederen mens zeer specifieke kenmerken vertoont in elke fase, en dit zijn niet enkel kwantitatieve kenmerken zoals lichaamsgestalte, kennis, ... maar ook kwalitatieve zoals de manier van denken, voelen en handelen.
Het is dan ook niet moeilijk te begrijpen dat er sprake is van een ''discontinuïteit'' in de ontwikkeling. Er kan een vrij stabiele verschijningswijze afgewisseld worden met een korte overgangsfase die het uitzicht kunnen hebben van een crisis. Zeer gekende voorbeelden hiervan zijn, de puberteit, de mid-life crisis, ...
Anderen zijn dan weer volstrekt overtuig dat er sprake is van ''continuïteit'' in de ontwikkeling. Voorstanders van deze theorie hebben als mening dat de levensloop niet kan opgedeeld worden in strikt afgelijnde fases, maar dat de ene fase in de andere overgaat. Er kan volgens hen nooit sprake zijn van een definitieve ommezwaai, behalve dan bij uitzonderlijke situaties zoals oorlog, ernstige ziekte, ...
Discontinuïteit of continuïteit, het is en blijft een punt van discussie.
 
Volgens [[Herni Cammaer]] kan er een onderscheid gemaakt worden tussen volgende 7 verschillende ontwikkelingsmodellen:
* Het [[golfmodel]]
* Het [[trapmodel]]
* Het [[lijnmodel]]
* Het [[laagmodel]]
* Het [[metamorfosemodel]]
* Het [[slingermodel]]
* Het [[spiraalmodel]]
 
== Nature-Nurture kwestie ==
In de geschiedenis zijn verschillende opvatting aan bod gekomen omtrent de invloed op de ontwikkeling, wat leidde tot de nature-nurture kwestie.
 
Sommige psychologen meenden dat de omgeving (bijna) geen invloed had op de ontwikkeling, wat tot een ''biologisch geoiriënteerde theorie'' leidde. De ontwikkeling werd gestuurd door een van binnenuit gestuurd rijpingsproces.
De omgeving had wel enige invloed, de omgeving zorgt ervoor dat een ontwikkeling kan plaatsvinden, maar bepaalt niet wat ontwikkelt wordt.
Deze theorie kende groot succes tot aan de tweede wereldoorlog, in de golden sixties echter kwam plots een volledige ommezwaai. De golden sixties bracht met zich het [[behaviorsme]] met als belangrijke man [[John Watson]]. Volgens deze nieuwe theorië, de ''milieutheorië'' genaamd werd een persoon enkel ontwikkeld door de omgeving en hadden de genen weinig of geen invloed. Door de ontdekking van [[wolfskinderen]] kreeg deze theorie enkel extra aanhangers.
 
Tegenwoordig wordt gekozen voor een ''interactietheorië'' die ergens het midden houdt tussen beide theoriën. Hoe die interactie precies in zijn werk gaat is niet algemeen te vertellen. Soms lijkt de omgeving doorslag te geven, soms dan weer niet.
 
Tot slot is er nog sprake van een 4de soort theorië, enkelen denken dat een mens méér is dan een samensmelting van biologische en sociale determinanten en hij ook zelf zijn ontwikkeling kan bepalen. Er worden verschillende benamingen gebruikt, ''zelfbepaling'', ''persoonlijke vrijheid van het individu'', ...
Binnen de psychologie zijn de meningen hieromtrent sterk verdeeld, al zijn de meesten het erover eens dat een mens een zekere vrijheid bij zichzelf ervaart. Ik kan nu bijvoorbeeld stoppen met typen voor Wikipedia en een cursus automechanica beginnen studeren om dat verwaarloosd talent tot ontwikkeling te laten komen.
Toch is er geen sluitend bewijs dat er echt een grote invloed is van de eigen vrijheid, wat begint met een bepaling van het begrip [[vrijheid]]. Dat is echter een filosofische discussie.
 
== Bekende ontwikkelingspsychologen ==
* [[Erik Erikson]]
* [[Dolph Kohnstamm]]