Baureihe 103: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
taal
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 19:
| stroomsysteem = [[Wisselstroom|~]] 15.000 [[Volt (eenheid)|volt]] 16 2/3 [[Hertz (eenheid)|Hz]]
| aandrijving = elektrisch
| overbrenging = [[Hohlwellen-antrieb#Kardan-Hohlwellen-Antrieb / Kardan-Gummiringfederantrieb|Kardan-Gummiringfederantrieb]]
| tandrad =
| motoren = 6
Regel 25 ⟶ 26:
| trekkracht = 314 kN (prototype) <br /> 312 kN (serie)
| tankinhoud =
| treinbeinvloeding = [[Sifa]]/[[Indusi]]
| remsysteem = mechanisch, elektrisch
| remopschriften = KE-GPR
| remgewicht =
| remvermogen =
| treinradio = [[Zugbahnfunk]]
}}
Regel 35 ⟶ 39:
De wens voor de aanschaf van een snelle elektrische locomotief door de Deutsche Bundesbahn ontstond in de 1950er jaren. Deze locomotieven moesten de vooroorlogse locomotieven van de serie E18 en E19 gaan vervangen. In de 1960er jaren werden al snellere locomotieven als [[Baureihe 110|E10]] en als [[Baureihe 112|E10.12]] gebouwd. Hierop werd een voorstel als E1 gedaan. Dit voorstel werd niet uitgevoerd en de productie van de E10 werd voortgezet.
 
Een voorstel van Krupp/AEG was een locomotief voor met vier motoren van 1250&nbsp;kW en een as indeling als (1Bo)'(Bo1)' of als (A1A)'(A1A)'. In 1963 werden in de lopende productie van de E10 twee locomotieven voorzien van een nieuw type draaistel met verschillende uitvoeringen van de zogenoemde [[Hohlwellen-antrieb]]. De E10 299 kreeg een Henschel aandrijving (Verzweiger Antrieb) en de E10 300 kreeg een SSW cardanaandrijving ([[Hohlwellen-antrieb#Kardan-Hohlwellen-Antrieb / Kardan-Gummiringfederantrieb|Kardan-Gummiringfederantrieb]]).
 
In juni 1965 werden op de Internationale Verkehrsausstellung (IVA) in München de vier prototypes voorgesteld. Van deze locomotieven waren twee uitgerust met Henschel-aandrijving en twee uitgerust met SSW cardanaandrijving. De kopvorm van de locomotief werd bij de TH Hannover in de windtunnel ontwikkeld.